Nog altijd die dubbele moraal

Gendergelijkheid binnen de seksuele opvoeding

Valeska Hovener • 24 feb 2010

Onder de muzikale begeleiding van de miljoenen-hit op YouTube ‘Oh meisje’ van Esther Groenenberg, opende E-Quality gisteren haar bijeenkomst ‘Seksualisering en Beeldvorming: De rol van opvoeders’ in de Haagse club Het Paard van Troje. Met de vraag of gendergelijkheid mogelijk is binnen de seksuele opvoeding van jongens en meisjes in Nederland, opende Anousha Nzume de presentatie en het debat.

De Haagse nachtclub is als locatie zeker niet willekeurig. De zaal is bedoeld om de seksuele spanningen tussen jonge mensen voelbaar te maken, te midden van hoge omringende balkons waarop de infomarkt is gepresenteerd. Sinds een aantal jaren doet E-Quality, bekend als hét kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit, onderzoek naar seksueel gedrag onder jongeren. Uit de presentatie van de onderzoeksresultaten blijkt vooral dat er onder jonge mensen een eenzijdig en ongelijkwaardig beeld heerst.

Zo zouden meisjes eerder dan jongens verantwoordelijk worden gesteld voor het aangeven van grenzen. Ook worden meiden met een druk seksueel actief bestaan voor ‘hoer’ uitgemaakt en zijn jongens in dezelfde hoedanigheid ‘players’. Dat laatste zou met name worden ondersteund door Nederlandse jongeren met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse identiteit, meer dan door witte Nederlandse jongeren (m/v).

Ryan Ersilia is verbonden aan de Stichting Kikid, die projecten aanbiedt over hoe om te gaan met gedragingen en denkwijzen van jongeren met behulp van theater en spel. Hij merkt vooral dat het blootleggen van individuele beweegredenen onder jongeren, onderling begrip opwekt. “Als je een meisje zelf laat uitleggen waarom zij graag weinig verhullende kleding draagt, zal ze minder snel een hoer worden genoemd, omdat haar motief duidelijk is,” zegt Ersilia.

Ondanks dat de meeste onderzoeksresultaten van E-Quality geen nieuwe denkbeelden naar voren brengen, is de opvatting dat 1 op de 3 opvoeders denkt geen invloed te hebben op de seksualisering van hun kinderen opmerkelijk. Opvoeders weten daarnaast niet goed wat de juiste leeftijd is om over seksualiteit te beginnen. Daarbij zouden volwassenen die specifiek meisjes opvoeden meer met stereotiepe gedachten kampen, dan diegenen die jongens grootbrengen.

In de praktijk blijkt dat het thema seksualiteit eerder geproblematiseerd dan genormaliseerd wordt. Het benadrukken van de positieve kanten van seks zou daarvoor een oplossing kunnen zijn. Volgens Nilüfer Gürses van de Rutgers Nisso Groep, het landelijk kenniscentrum op het gebied van seksualiteit, begint de seksuele opvoeding van kinderen bij de fysieke omgang met elkaar binnen het gezin. Praten over seks en seksuele voorkeur is belangrijk, maar het blijven lege woorden als de ouders zelf in het bijzijn van hun kinderen geen lichamelijke affectie tonen.

Ook moeten ouders en voogden zich meer bezig houden met de media-opvoeding van hun kinderen. Jongeren aanleren hoe te reageren op seksistisch gedrag van leeftijdsgenoten behoort daarbij tot één van de aanbevelingen van E-Quality. Het blijkt dat opvoeders zich steeds onzekerder voelen over het mediagebruik van hun kinderen, al vindt Henk Boeke, eindredacteur van Oudersonline.nl, het een misverstand dat zij een digitale achterstand zouden hebben opgelopen.

Jochen Peter van het CcaM, onderzoekscentrum Jeugd en Media, wijst met klem op het feit dat naast het mediagewicht en de rol van de opvoeding, ook de invloed van vrienden in acht moet worden genomen. Hij stelt: “De toegang verbieden tot het internet en andere digitale kanalen is onrealistisch. Deze controle van ouders bestaat niet meer.”

Doordat de media vaak seksualiteit koppelen aan kinderen in de vorm van pedofilie, signaleert Boeke een toenemende verpreutsing en verkramping onder opvoeders. De angst om door instanties als ‘foute ouder’ gezien te worden, is volgens Boeke reëel en wordt in de praktijk niet serieus genomen. “Sommige opvoeders zijn ontzet als ze hun peuter zien masturberen,” zegt Boeke. Het advies: iedere ouder zou zich daarom moeten laten informeren welk gedrag er bij een bepaalde levensfase hoort en wat experimenteel is.