Lex

James Mylet

Sanne Koevoets • 10 aug 2011

Deze week is de Nederlandse vertaling van James Mylet’s debutroman Lex uitgekomen. De roman handelt over een vaak aangehaalde periode in menigpuberjongensleven: de tijd vlak voor het verlaten van de middelbare school. Traditioneel gezien is dit een periode waarin het leven van een jongen wordt beschreven als het begin naar volwassenheid: emotioneel, fysiek en seksueel. Maar of Mylet daarmee echt overtuigt in Lex is maar de vraag.

De gelijknamige hoofdpersoon is bijna klaar met de middelbare school, en staat op het punt van een slaperig Iers dorpje naar Londen te verhuizen. Maar voor het zo ver is, wil hij eerst zijn maagdelijkheid verliezen en een muziekfestival organiseren in zijn dorp. Lex is sympathiek in de toewijding waarmee hij een lokaal radiostationnetje draaiend houdt, zijn trouw aan zijn jeugdvriend, en zijn niet aflatende liefde voor een meisje waarvan hij niet veel meer weet dan dat zíj de eerste moet zijn . Daarentegen is Lex is ook puberaal in zijn egocentrisme, zijn behoefte aan erkenning, en de hormonale bokkensprongen waaraan hij is overgeleverd – vaak tot zijn spijt.

Het is allemaal heel herkenbaar, zoals wanneer hij fulmineert tegen sport, om tegelijkertijd toe te geven dat het vervelendste aan sport is dat hij er niet goed in is. Maar de herkenbaarheid mondt ook uit in cliché’s: de alfastrijd binnen de vriendengroep, een moeder die ziek wordt, de eerste erkenning van ouders als feilbare mensen, een eerste zoen die ondanks imperfecte omstandigheden toch altijd de beste zal blijven, en de doldwaze ontwikkelingen rond een ondoordacht plan. Zijn beschouwingen zijn doorspekt met uitdrukkingen die hem eerder doen klinken als een hoofdmeisje op één van Enid Blyton’s meisjeskostscholen. Lex’ algehele blik op het leven doet te veel denken aan die van een middendertiger die de pubertijd van een gepaste en ironische afstand beschouwt.

De uitgever vergelijkt Mylet met Hornby, en de achterflaprecensie van Peter Zantingh noemt Mylet zelfs “rauwer en aandoenlijker” dan Hornby. De rauwheid van Hornby ligt echter in de ondertoon van onuitspreekbare teleurstelling die door de schijnbaar triviale beschouwingen van zijn personages schemert. “Lex” ontbreekt dergelijke subtiele nuances. Daarvoor zijn de triviale beschouwingen en inzichten te letterlijk.

Aandoenlijk is Lex soms wel, maar dan vooral op momenten dat hij het idee bestendigt dat meisjes totaal onbegrijpelijke, haast buitenaardse wezens zijn. Als we hadden begrepen waarom een wezen van de planeet Lex zo denkt dan was het verhaal wellicht interessant geweest. Daar kom je echter niet achter, waardoor het vooroordeel bevestigd wordt dat jongens nu eenmaal vervelend zijn omdat ze meisjes nu eenmaal niet snappen. Met die gedachte doe je zowel jongens als meisjes te kort.

Is er dan helemaal niets goeds te zeggen over “Lex”? Zoals ik eerder zei: het verhaal is onderhoudend. Hoewel je van verre ziet aankomen dat Lex’ verscheidene plannetjes gedoemd zijn te mislukken, ben je toch benieuwd hoe ze precies zullen mislukken. En ze mislukken allemaal veel verschrikkelijker (en hilarischer) dan je dacht. Ik heb meer dan eens hardop gelachen om Lex. Wanneer hij tegelijkertijd fulmineert tegen alles wat hip is, tegelijkeryijd plannen makend om zelf een graantje mee te pikken van de hipheidscultus, is hij onweesrtaanbaar. Ik heb één keer met Lex meegehuild, op de begrafenis van de moeder van zijn beste vriend. Lex toont zich daar op zijn meest empathisch, en ondermijnt daarmee de vooroordelen over pubers. Op zulke momenten vergeet je even de stilistische tekortkomingen van het boek. Lex is daarmee licht amusement dat prima wegleest. Voor wie niet meer verwacht is het een prima strandboek.