Ze dragen te korte kleren en veels te veel make-up

Eendimensionale kinderhelden op tv

Cathelijne Berghouwer • 1 mrt 2009

Ruim twee op de drie karakters in kindertelevisieprogramma’s zijn jongens. En dat ene meisje dat daarnaast over het scherm huppelt, is vaak extreem dun en zeer hulpeloos – of anders een heks. Kinderen willen dat zo, beweren producenten. Maar dat blijkt lariekoek.

De meeste Nederlandse kinderen kijken dagelijks tv. Ze vormen hun wereldbeeld niet alleen door op straat, op school en bij de bakker hun ogen goed de kost te geven. Ze doen dat ook door vanaf de bank – vaak met openhangende mond – de beeldbuisbeelden in zich op te zuigen. Televisie biedt kinderen een prachtig venster op nieuwe, onontgonnen werelden en volop materiaal voor fantasieën. Maar het is ook een medium dat een verwrongen beeld van de werkelijkheid kan creëren, bijvoorbeeld waar het gaat om het uiterlijk en het gedrag van meisjes en jongens.

In 2007 en 2008 leidde Maya Götz, hoofd van het International Central Institute of Youth Educational Television (IZI), een internationaal onderzoek naar het tv-aanbod in 24 landen, gefocust op genderverhoudingen en diversiteit. De hoofdvraag daarbij was hoe de karakters eruitzien en welke sociale rollen ze spelen. De harde cijfers die dit opleverde, zijn om even fors van te slikken. Want in tv-programma’s voor kinderen tot 12 jaar lopen meer dan twee keer zoveel mannelijke als vrouwelijke karakters rond. En in animatiefilms of -programma’s is dat aandeel jongens nóg hoger.

En dan hebben we het dus over gemiddelden! Want zelfs de landen die het beste scoren als het gaat om seksediversiteit, halen slechts een schamele 40% meisjeskarakters. Nederland is een typische middenmoter: bijna 32% van de figuren in kinderfictie is vrouw/meisje. Tja, dat komt natuurlijk in de verste verte niet in de buurt van het echte leven, waar 51% vrouwen gebruikelijk is.
Saillant detail is dat de commerciële kanalen Nickelodeon en Jetix het net even beter doen dan het publieke Z@PP & Z@ppelin, met 30-35% versus 29%. Ook in andere landen valt dit patroon waar te nemen. Verrassend, en eigenlijk ook wel kwalijk, omdat juist publieke zenders een maatschappelijke verantwoordelijkheid en financiering kennen.

Van het programma-aanbod dat meegenomen werd in de Nederlandse steekproef, blijkt zo’n 90% uit animatieseries te bestaan. Het grootste deel van deze series betreft import; zo’n tweederde daarvan komt uit Amerika (de Verenigde Staten of Canada). Zoals gezegd heeft animatie sowieso al een groter percentage jongenskarakters dan programma’s waarin echte mensen figureren. Ook allerlei niet-menselijke karakers zijn eerder mannelijk – denk bijvoorbeeld aan Spongebob en zijn vriendje Patrick, Bugs Bunny of Woody Woodpecker. Tel daarbij op dat de genderverhouding in aangekochte series ook vaak nog iets slechter is dan in programma’s die op eigen bodem zijn gemaakt, en voila, daar zit je met je afstandsbediening, speurend naar een meisjesheld.

Heup/taille-ratio
Niet alleen de scheve genderverhouding in animatie is verontrustend, maar ook de manier waarop de meisjes en vrouwen worden getoond. Zelfs kinderanimatie blijft niet verstoken van het vrouwelijk schoonheidsideaal. Integendeel: het westerse schoonheidsideaal wordt in extreme vorm neergezet. Ruim de helft van de vrouwelijke karakters in animatie hebben onrealistisch lange benen, zoals bijvoorbeeld de meiden in de WinxClub. En 58% van de cartoonkarakters heeft een lagere heup/taille-ratio (tailleomtrek gedeeld door heupomtrek) dan een gezonde vrouw van vlees en bloed. Hun wespentailles hebben een omvang die je met alle wil en plastische chirurgie van de wereld niet kunt bereiken.

In sommige gevallen zou er anatomisch gezien niet eens meer ruimte zijn voor noodzakelijke organen en structuren als ruggengraat en darmen. Daar is de veel bekritiseerde Barbie nog relatief gezond bij, ook al is al eens geanalyseerd dat zij met haar maten vanuit een medisch perspectief geen kinderen zou kunnen krijgen. Gelukkig valt het in Nederland nog mee, zo blijkt uit het onderzoek: veel erger dan Barbie-proporties zie je ze hier niet vaak op de tv.
In onder meer Australië en Groot-Brittannië komt extreme dunheid echter regelmatig voor. Niet alleen zijn de lichaamsmaten van veel van de meisjespersonages feitelijk onbereikbaar, maar ze zetten ook een uiterst geseksualiseerd beeld neer, een klassiek seksbommenbeeld. Nogal vreemd als je je realiseert dat kinderlichamen juist gekenmerkt worden door het GEBREK aan taille.

Jongens worden ook wel geseksualiseerd neergezet, met hele brede schouders en een smalle taille. Maar het onderzoek laat zien dat daar sprake is van een veel grotere variatie. In de programma lopen ook animatiejongens rond met (extreem) overgewicht, met normale lichamen en alles wat ertussen zit. De industrie denkt dat kinderen graag dergelijke geseksualiseerde karakters zien. ‘De verkoopcijfers van Barbie bewijzen het’, zei een Amerikaanse producent tegen onderzoekster Maya Götz. Maar er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar wat kinderen een aantrekkelijke heup/taille-verhouding vinden.

Het onderzoeksteam van Götz testte het uit onder de doelgroep van de televisieprogramma’s die zij onderzocht en kwam tot een verrassende conclusie.

Hekserij
Wat de onderzoekers deden was ruim 1000 Duitse kinderen tussen de 3 en 12 jaar plaatjes laten zien van bekende animatiefiguren, maar dan in verschillende ‘diktes’. Dat wil zeggen: variërend van hoe ze in de serie verschijnen tot aan menselijk normaal – dat wil zeggen een heup/taille-ratio van 0,7-0,8 – en een beetje meer. Een groot deel koos steevast voor de gezond slanke versie.

Opvallend was dat de jongens uit het onderzoek vaker dan de meisjes de normale of zelfs de licht mollige versie leuker vonden. Onder de meisjes van 11 en 12 jaar zag nog het meest aanzienlijke deel – maar ook dan slechts 20% – het meest in het hypergeseksualiseerde karakter met een lage heup/taille-ratio. Götz vermoedt hier een samenhang met de eerste menstruatie, die in Duitsland gemiddeld rond de 11 jaar optreedt. Vanaf die leeftijd kijken meisjes kritischer naar hun eigen lichaam en merken het vaker als lelijk of te dik aan.

Dit concrete onderzoekje maakt al duidelijk dat kinderen niet zo gecharmeerd zijn van de geseksualiseerde beelden die ze voorgeschoteld krijgen. Ook in gesprekken en door middel van tekeningen vertelden zo’n 1000 kinderen van over de hele wereld aan de onderzoekers wat ze niet leuk vinden aan hoe meisjes op tv neergezet worden. Het vaakst struikelen ze over het uiterlijk. Een Argentijns meisje van 10: ‘I find it annoying that the girls wear short clothes and put on make-up like adults.’ Een Brits leeftijdsgenootje: ‘In cartoons the girls are so thin, it’s not realistic.’

Maar ook over het gedrag van de vrouwelijke animatiefiguren zijn de meningen helder: ze zijn passief, hulpeloos en gewoonweg saai, of over-emotioneel en pretentieus (en in dat geval bekritiseren en devalueren ze elkaar continu).
Een Braziliaans jongetje van 11 schreef onder zijn tekening van een meisje dat zich met hekserij inlaat: ‘There are no action girls on cartoons, only witchcraft and shopping.’

Roodharige tomboy
Naast dit soort onderzoekjes onder de doelgroep keek het team van Götz ook zelf naar de kindertelevisieprogramma’s in 24 landen. Hieruit destilleerden ze een aantal stereotypen. Meisjes zijn vaak mooi en hebben meestal fors ondergewicht en geprononceerde lichaamsvormen. Ze zijn vaak afhankelijk van jongens en hun belangrijkste motivatie voor hun handelen ligt in verliefdheid. Vaak zijn ze blond, waarbij ze ófwel het lieve aardige meisje zijn, ofwel de bitch. Soms zijn ze roodharig, en dan spelen ze meestal de rol van tomboy. Bescheidenheid en opgeruimdheid staan naast moraliteit hoog in het vaandel voor de meisjeskarakters.

De jongens op hun beurt zijn meestal alleen, of anders leider van een groep. Ze hebben regelmatig overgewicht en vervullen vaker dan meisjes de rol van de antagonist, de vijand of de tegenstander van de hoofdrolspeler. Ook hier hebben de kinderen wel iets op te zeggen. Dat jongens steeds maar neergezet worden als agressief en als pestkoppen vinden ze behoorlijk stom. ‘They drink too much and beat girls’, zegt een jongen van 10 uit India. ‘I don’t like that boys beat up one another and frequently fight on TV’, aldus een leeftijdgenoot uit Mongolië. Maar ook twee andere stereotiepe jongetjeskarakters – de lompe stomkop en het zwakke huilende jongetje – blijken niet echt favoriet onder jongens én meisjes.

Hoewel de meeste landen die kindertelevisie produceren zich ondertussen in VN- verband hebben uitgesproken voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, is een gelijke genderverhouding in kindertelevisie – of het nu in aantal of in karakterisering is – nog verre van gerealiseerd. Een van de verklaringen van producenten en programmeurs voor de status quo is dat meisjes zich nou eenmaal makkelijker identificeren met jongenskarakters dan andersom.

Dus daarom zou je beter meer jongens kunnen inzetten, want dan vang je ze allebei als kijker. Maar wat blijkt uit het IZI-onderzoek? Jongens vinden stoere meisjes als Dora, de blinde Toph uit Avatar of de Duitse Bibi Blocksberg in de hoofdrol ook leuk. Meisjes noemden vaker een jongenskarakter als hun favoriet, maar ja, wat moet je ook als je de keuze hebt tussen een actieve jongen die de hoofdrol speelt en een passief, giechelend personage aan de zijlijn?

Terug naar de tekentafel
Over de effecten die al die suffe, overgeseksualiseerde meisjes ondertussen op kinderen hebben, valt vooralsnog weinig te zeggen. Uit geen enkel onderzoek blijkt dat kinderen die naar deze series kijken graag zo’n hyperseksueel lichaam willen hebben. Götz en haar collega Margit Herche, die het heup/taille-onderzoek deed, vermoeden wel dat het ‘iets’ doet met het innerlijke beeld van hoe een lichaam eruit dient te zien. Maar dat veel kinderen die afwachtende meisjes met hun korte rokjes, halve T-shirtjes, grote ogen en pruilende lippen stom vinden, dat weten we nu wel zeker. Bizar eigenlijk: als het om een dagelijks supermarktproduct zou gaan waren de producenten met deze opmerkingen allang teruggegaan naar de tekentafel. Hopelijk hoeven we voor een verbeterd product niet te wachten tot de kinderen van vandaag oud genoeg zijn om zelf kindertelevisie te produceren.

Cathelijne Berghouwer is coördinator seminars bij kindermediafestival Cinekid.

De cijfers van het internationale onderzoek van Maya Götz et al. vind je op www.childrens-tv-worldwide.com.
De commerciële omroepen scoren beter dan de publieke Percentage meisjes op de publieke én commerciële zenders samen Nederland: 32%

Topdrie hoogste score: Noorwegen 42% ; Syrië 39% ; Israël 37%
Topdrie laagste score: Argentinië 19% ;Cuba 20% ;Maleisië 23%

Percentage meisjes op de publieke zenders
Nederland 29%
Topdrie hoogste score: Syrië 80% Verenigde Staten 41% Groot-Brittannië 40%
Topdrie laagste score: Argentinië 0% Maleisië 14% Cuba 20%