Hey, white girl!

Het reisverslag van een westerse feministe in Ethiopië

• 27 feb 2015

Twee weken lang reis ik mijn eentje door Ethiopië: het enige Afrikaanse land dat nooit gekolonialiseerd is. Als blanke toeriste word je aangeraden om je in een witte jeep te laten chaufferen door een gids. Ik besluit risico’s te nemen en loop alleen rond in een land waar westerse vrouwen komen voor de seks. Waar – zoals in zoveel landen – een eenduidige mening alleen lijkt te bestaan over het eten.

They will hassle you

Ik haast me langs de man met de AK47. De bewaker knikt me vriendelijk toe als ik Salam roep. In de hotellobby drommen de receptionisten om me heen: hoe was mijn dag? Wil ik nog iets doen? Vanavond heb ik geen vriendelijke praatjes voor ze. Ik liep net voor het eerst alleen door nachtelijk Ethiopië en ben zojuist honderd meters achtervolgd door een man. Niet dat ik hem aanleiding ertoe gaf. Althans, ik gaf hem de enige aanleiding die hij nodig had: ik ben blank, vrouw en liep alleen rond. Ik had beter moeten weten. Mijn reisgids in Aksum maande me dagenlang om niet alleen door zijn eigen land te reizen. Na dit beangstigende incident denk ik terug aan zijn waarschuwingen: ga niet alleen over straat, zoek mensen die Amhaars spreken, vertrouw niemand. Oftewel doe niets wat je als een solitaire rugzaktoerist zoals ik zou doen.
Drie dagen breng ik door met een gids die niet nalaat me te waarschuwen voor zijn landgenoten. Mengistu – hij deelt de naam met een van de sleutelfiguren van het Ethiopische verleden, Mengistu Haile Mariam, officier van de communistische junta de Dergue – beveelt bij elke ontmoeting een ander reisgroepje aan waar ik bij zou kunnen aansluiten. Ik laat het aan me voorbijgaan. Ongetwijfeld is het in zijn financieel voordeel als hij me aan een andere reisgroep weet te koppelen. Pas als hij opgeeft me te koppelen blijkt dat ik hem er ten onrechte van verdenk in zijn eigen belang te handelen. ‘O.k. go, but don’t be too kind,’ zegt Mengistu als we in het paleis van de koningin van Sheba staan te kletsen over mijn verdere reisplannen. Ik ben een aardige toeriste, volgens hem. Te aardig, zeker voor een blanke Europeaan. Het zijn woorden waar bijzonder weinig mee kan, maar ik beloof plechtig onvriendelijk te zijn en me hard op te stellen.

Made in China?

Nadat ik de eerste toeristen heb ontmoet en met ze ben opgetrokken snap ik Mengistu beter. Van cultural appropiation tot culturele negatie: de meesten gedragen zich alsof ze Ethiopië het liefst meteen willen kolonialiseren. Van klachten over de toiletten (de klassieke sta-toiletten zoals ook Zuid-Italië ze nog heeft) tot het eten: Ethiopiërs kunnen het niet goed doen. Daarbij komt een extreem hooghartige houding. Ethiopië was, afgezien van een paar jaar Italiaanse bezetting, nooit gekolonialiseerd; nu maakt de Chinese overheid gebruik van de financiële nood van het land. Net als in Nigeria worden er straten gebouwd voor Chinezen waar ze een paar jaar werken, sparen en het land uitbuiten.  ‘Als je iemand wilt beledigen hoef je alleen maar vragen: Made in China?’, vertelde Mengistu me. De toeristen die ik ontmoet voelen zich veelal meer dan de Chinezen.
Als we in een Westers restaurant eten en ter sprake komt hoe pasta de intrede heeft gedaan in de Ethiopische keuken stelt een van de toeristen: ‘Dat is precies het verschil tussen de Chinezen en de Europeanen, wij hebben de Ethiopiërs iets geleerd terwijl de Chinezen het land alleen maar uitbuiten.’ Ik houd me gedeisd. Als ik hier één ding heb opgemerkt is het wel dat het kapitalisme flink voet aan de grond gekregen heeft in dit voormalig communistische land, met de nodige culturele invloeden.

Sociale zekerheid is belangrijk

Overal hangt ouderwetse kleding op witte paspoppen. Overal wordt gebouwd, maar weinig gebouwen zijn af of in gebruik. Niemand kan het zich veroorloven. Tijdens mijn reis naar het tweede Jerusalem, Lalibela, deel ik een kleine auto met een paar ambtenaren. Ik zie dit als mijn beste kans om wat meer te weten te komen over de economische ontwikkeling van Ethiopië. Voorzichtig – meer dan eens heb ik gelezen dat de regering niet al te enthousiast is over kritische vragen – probeer ik te achterhalen of de gestremde bouw iets te maken heeft met de financiële crisis die de hele wereld immers in haar greep houdt. Maar nee, er is gewoon een kleine pauze, Ethiopië heeft niets te maken met de wereld. Hier is geen discussie over mogelijk.
Maar de ambtenaren schrikken behoorlijk als ze horen hoe er in Europa wordt gesneden in de sociale voorzieningen. Ze vertellen me trots dat Ethiopië nu een westerse koers voert: sinds kort is er een pensioenregeling, er worden scholen gebouwd en de regering financiert projecten die moeten helpen om de kinderen naar school te laten gaan in plaats van te werken. Bovendien worden de universiteiten steeds beter. Ze vragen me hoe dat nu zit in Europa. Ik aarzel. Omzichtig leg ik uit dat er door de financiële crisis juist wordt gekort op financieel onzekerheid, waardoor ‘het rijke Europa’ een holle frase begint te worden. Als we spreken over verschillende vormen van armoede – ‘hoe kun je arm zijn in Europa?’ – willen de ambtenaren niet geloven dat de bezuinigingen juist sociale voorzieningen betreffen: dat zou toch onverstandig zijn van de overheid?

'Ze schaffen zichzelf af'

Dagen later denk ik terug aan het gesprek over de armoede in Europa. Ik heb dan de hele dag door Harar gelopen en voor de tweede keer kom ik langs een taxistandplaats waar een groep arbeiders me uitnodigt om koffie met ze te drinken. Met handen en voeten communiceren we met elkaar. Van de zes mannen spreekt er maar één Engels. Het enige meisje – koffieschenken is een vrouwentaak – wil graag met me praten en gebruikt haar vriend als tolk. Ze is duidelijk jonger dan de rest en vooral jonger dan haar vriendje. De littekens in haar gezicht weerhouden me ervan om te vragen wat haar achtergrond is. Voor de tweede keer komen toeristen in Ethiopië ter sprake. Anders dan bij Mengistu krijg ik hier geen waarschuwingen, maar – even raar – word ik bedankt. ‘Het is fijn om te zien dat jij hier alleen durft rond te lopen. Toeristen lopen nooit alleen rond. Hierdoor voelen we ons wilde dieren, alsof we ze elk moment zouden kunnen aanvallen.’ Vooral mijn besluit om erbij te komen zitten vinden ze prachtig. ‘Had je ook al kunnen doen toen je de eerste keer hier langskwam,’ zeggen ze lachend. ‘Maar jij komt natuurlijk uit een land waar je altijd aan morgen denkt, terwijl wij hier denken: je moet God danken voor het moment dat zich aandient.’ Mindfulness in een notendop.
Uiteindelijk ontrolt er een gesprek over mijn beroep. Zoals elke Ethiopiër die ik spreek vinden ze het prachtig dat ik literatuurwetenschapper ben. ‘Literatuur is de ziel van de wereld,’ is me een paar dagen geleden nog gezegd. In Ethiopië wordt geletterdheid hoog gewaardeerd. ‘De overheid hier wil dat iedereen een goede opleiding heeft,’ leggen ze uit. De Engelssprekende taxichauffeur lacht: ‘Dat is de grootste fout van de overheid. Ze schaffen zichzelf af. Heb je gehoord van al die studentenprotesten? Hoe beter jij je volk opvoedt, hoe eerder ze opkomen voor hun recht. De huidige regering zal er niet meer lang in slagen hun bevolking zo te onderdrukken, als ze haar bevolking tegelijkertijd leren hoe ze worden onderdrukt.’ Dit is een van de vele momenten waarin Ethiopiërs open tegen me spreken over de repressieve overheid en de problemen in het land. Hier blijf ik me over verbazen: voor mijn reis werd me op het hart gedrukt om geen kritische vragen te stellen, dit om mezelf, maar vooral de Ethiopiërs te beschermen die gemakkelijk in het gevangenis kunnen belanden als ze zich politiek kritisch uiten.

Zoek de verschillen: Ethiopië als een land van achterstand

Ik zal er geen doekjes om winden. Natuurlijk is Ethiopië een arm land. De ongeletterdheid is groot. Bijna iedereen van mijn leeftijd vertelt de eerste geletterde in zijn familie te zijn. Er zijn bedelaars, oorlogsveteranen, boeren die nauwelijks kunnen overleven en tenthutten die in de steden woonruimte moeten bieden. Er zijn stroomuitvallen, slechte waterverzorging, tankstations zonder benzine. Dit is de praktijk van alledag en het zou naïef zijn te stellen dat het goed gaat met het land. Ondanks de zichtbare groei blijft Ethiopië een land dat getekend is door recente oorlogen en decennia van dictaturen. Over Ethiopië lees je dat de burgeroorlog er elk moment kan uitbreken en dat schermutselingen tussen de vele bevolkingsgroepen ternauwernood worden voorkomen door de overheid. En dat als toerist journalistiek gedrag vertonen een garantie is voor problemen met de overheid.
Maar als ik er ben, zie ik daar – in de regio’s die ik bezoek tenminste – niets van terug. Al gedurende mijn tijd met Mengistu viel me op hoe open hij op al mijn vragen antwoordt. Wat ik ook wil weten: hij deelt al zijn gedachten en kennis met me. Maar één keer wordt hij boos op me. Terwijl we een wandeling maken in het gebied waar de Ethiopiërs de Italianen in een beroemde slag overwonnen, vraag ik hem naar de verschillen tussen de volkeren in Ethiopië. Ik wil weten hoe het zit met de nomaden die blijkbaar al rovend door Ethiopië trekken, en al eerder probeerde ik te achterhalen hoe de relatie tussen de joodse, islamitische en christelijke gemeenschap in Aksum is. Hij heeft er genoeg van en wil van mij weten waarom ik blijf hameren op het idee dat Ethiopiërs in onderlinge strijd leven. ‘We zijn één volk, hou op met me vragen naar het belang van etniciteit.’ Wat ik ook eerder heb gelezen over dit land: de verschillende etniciteiten lijken de sleutel tot de huidige problemen.
Ik begin er vragen over te stellen aan iedereen die ik tegenkom. Alsmaar hetzelfde antwoord: er bestaan geen verschillen. Zelfs de ambtenaren in de auto zijn er uitgesproken over en leggen, voor het eerst tijdens mijn reis, concreet de schuld bij de overheid. Die heeft de provincies op een gegeven moment volgens schijnbare etnische grenzen ingedeeld, terwijl de volkeren eerst in verschillende regio’s leefden. Daar hebben ze landsgrenzen mee opengebroken en verschillen tussen de bevolking gecreëerd die eerder niet bestonden. De problemen die hierdoor zijn ontstaan, zijn te wijten aan de overheid, niet aan de bevolking. Een receptionist die eigenlijk journalist wilde worden maar geen zin heeft om ‘alleen maar verhalen van de overheid te reproduceren’ stelt: ‘Het is tekenend hoe repressief de overheid is als het Westen dit soort verhalen voor waar aanneemt.’ Voor mij is het een van de vele beschamende reismomenten waarop ik de conservatieve behoefte realiseer om Afrika als één land vol armoede en strijd te duiden.

Zoek de verschillen II: religie

‘Tot welke kerk behoor je?’ Die vraag wordt volgt meestal op de vraag of ik getrouwd ben. Meestal antwoord ik diplomatiek: ik ben katholiek opgevoed. Eén keer durf ik te zeggen dat ik tot geen enkele kerk meer behoor. Dat brengt mijn begeleider naar het klooster er meteen toe om een ketting met een kruisje voor me te kopen en dat om mijn nek te hangen met de woorden: ‘Als herinnering,  ik hoop dat God je blijft beschermen.’ Hoewel hij eerst om het kwartier voorstellen deed over wat we zouden kunnen doen na het klooster, brengt hij me daarna zonder verdere uitnodiging terug naar mijn hotel. Blijkbaar is een godloze blanke oninteressant.
Tijdens mijn reis naar Harar ontvouwt zich een ingewikkeld gesprek over religie met mijn medereizigers. Als ‘katholiek’ moet ik me verantwoorden voor Paus Franciscus. Hij schendt elke kern van het christendom, volgens medereiziger Berhanu. Hij staat homoseksualiteit toe, wat in een land waar je eigenlijk niet over homoseksualiteit mag spreken onbegrijpelijk is. Ik probeer uit te leggen dat het niet zo gemakkelijk is, maar elke tegenwerping wordt verworpen. Voor Berhanu staat de paus symbool voor het gevaar uit het westen; volgens hem is de huidige koers van Ethiopië eenduidig Europees en daarom verwerpelijk. Hoe uitgesproken hij ook is over het westen, zo beschermend is hij naar landgenoten toe die niet christelijk zijn. Ook met hem voer ik een gesprek over de verschillende religieuze groepen, die volgens hem goed naast elkaar kunnen leven omdat ze allemaal dezelfde god aanbidden.
Eenmaal in Harar voer ik een vergelijkbaar gesprek met een moslima. Als ze hoort dat ik Duits spreek, laat ze me trots een familiealbum zien. Haar broer is getrouwd met een  Duitse. ‘Zij is ook christelijk,’ zegt ze tegen me. Ik vraag haar of ze dat lastig vond, waarop ze wat verbaasd antwoordt: ‘We zien elkaar nooit meer omdat ze in Duitsland wonen, als je dat bedoelt.’ ‘Nee,’ antwoord ik, ‘omdat ze een andere religie heeft’. Haar antwoord: ‘Ze zijn gelukkig, ze heeft een goed hart, wat maakt religie dan uit?’

De vrouwen

Ethiopië is een uiterst masculiene maatschappij. Hoewel een Ethiopiër die een tijdje in Nederland heeft gewerkt vraagt of ik Nederland ook zo racistisch en seksistisch heb ervaren als hij, vind ik het moeilijk om te ontdekken hoe gelijkwaardigheid hier werkt. Vrouwen werken overal en lijken tegelijkertijd voortdurend het slachtoffer van seksisme. Ik krijg moeilijk vat op wanneer ik de cultuur fout interpreteer en wanneer er echt sprake is van een patriarchaal systeem.  Zo valt mij en wat andere toeristen op dat tourgidsen niet meer met een vrouw onderhandelen zodra er mannelijke toeristen bij een groep zitten. Er wordt me vaak gevraagd waarom ik op mijn leeftijd nog geen kinderen heb. Als ik met Mengistu en zijn vrienden uitga, valt me op dat mannen de bar runnen en vrouwen de bediening zijn. Daarbij valt me ook op dat zij vaak met gasten kletsen, dansen en drinken. Het verbaast me en ik vraag Mengistu of dat ze niet in problemen brengt: werken en drinken tegelijk. Zijn uitleg maakt dat ik me opnieuw naïef voel: dat hoort bij hun baan, mannen betalen hun drankjes en als zij de mannen leuk vinden, gaan ze samen naar huis. Op de vraag of dit niet een vorm van prostitutie is, krijg ik niet echt antwoord. Wie ik er ook over vraag: niemand in Ethiopië lijkt dit verschijnsel te kennen.
In Bahir Dar spreek ik een feministe over andere zaken. Volgens Yodit is er een duidelijk glazen plafond in Ethiopië. Als vrouw moet je je plaats kennen en ook al werken vrouwen in alle branches, op het moment dat je ‘meer’ wilt kom je in de problemen. De Ethiopische regering heeft na een bericht van Human Rights Watch een nieuwe wet geïnstalleerd, waardoor bijna alle NGO’s moesten sluiten. Volgens de overheid was het bericht namelijk vooral zo negatief omdat de meeste NGO’s door buitenlandse geldgevers worden gefinancierd, die eigenlijk willen dat het slecht gaat met dit land. Ook Yodit vindt dat het bericht erg negatief was en de ontwikkeling van het land ontkent, ‘maar,’ zegt ze, ‘het is wel opvallend dat de meeste van die NGO’s zich met emancipatieprojecten bezighielden. En als je nu probeert om een van die projecten te financieren kom je in problemen omdat je dan wordt geassocieerd met buitenlanders die het land klein willen houden.’
Een stad verder, in Gundar, ontmoet ik op het busstation een verpleegster. Zij schetst weer een compleet ander beeld. Ze komt net van een congres over familieplanning, georganiseerd door de overheid. Tijdens het congres zijn nieuwe manieren gezocht om in contact te komen met vrouwen en ze voor te lichten over anticonceptie. ‘Want,’ zegt de verpleegster, ‘het land kan alleen maar groeien als de vrouwen hun rechten kennen.’

Ook in Ethiopië heeft de waarheid vele gezichten.