Toekomst van feministische journalistiek

Internet is vanaf oktober de plek waar LOVER al haar kritische feministische analyses gaat delen. Is deze digitale transformatie de grootste uitdaging waar LOVER voor komt te staan? Twee redacteuren van LOVER gaan te rade bij mediakenners.

Na 38 jaar vrijwillige en enthousiaste inzet van feministen (man, vrouw, anders) moet LOVER haar papieren bestaan opgeven. En ze is niet het enige journalistieke medium dat het vanwege de financiën over een andere boeg moet gooien. Veel dagbladen en tijdschriften kampen met een teruglopend aantal abonnees en adverteerders. Met de vermindering van subsidiestromen voor zowel pers als voor sociale en culturele initiatieven, lijkt voor een klein niet-commercieel journalistiek initiatief als LOVER, digitalisering de enige optie om het hoofd boven water te houden. Gaat LOVER daarmee de kant op van bijvoorbeeld het kritische vrouwentijdschrift Savante, wier transformatie in 2002 naar een e-zine het begin van een langzaam einde betekende? Of is de tijd nu wel rijp voor een digitaal feministisch medium?

COMFORTZONE

Waar rond het millennium het internet nog vooral als een extra PR-middel werd ingezet voor papieren dagbladen en tijdschriften, zien veel grote journalistieke spelers tegenwoordig het wereldwijde web als hun nabije toekomst. De mediagebruiker verzamelt in toenemende mate zelf haar informatie op het internet. Met handzame tablets en iPhones lijkt die ontwikkeling enkel versneld te worden. LOVER gaat met haar digitalisering dus op het eerste gezicht mee met haar tijd.

Online journalistiek heeft haar eigen uitdagingen en valkuilen. Zo kennen de nieuwe media ook hun in- en uitsluitingsmechanismen. Nederland is weliswaar een van de koplopers wat betreft internetgebruik, maar er blijft nog altijd een groep van zo’n 10 procent van de bevolking over die internet niet gebruikt. Een van de belangrijkste gevolgen van internet voor de journalistiek is dat zij de keuze aan informatiekanalen voor mediagebruikers enorm heeft vergroot. Blogs, YouTubefilms, overheids- en bedrijfswebsites strijden met de gevestigde media om de aandacht van de gebruiker en gunst van de adverteerder. Internetgebruikers worden ook nog eens gestuurd door technologie en commercie: Google-zoekresultaten zijn niet langer voor iedereen hetzelfde, maar geven een door algoritmes op een individuele gebruiker toegespitst antwoord. Dit kan tot gevolg hebben dat iedereen in een ‘filterbubble’, een loop van eigen interesses, terechtkomt en in de eigen comfortzone blijft zitten. Dat is nu net niet wat kritische journalistiek beoogt.

De neiging van gevestigde media om hun journalistieke aanbod, zowel in off- als online producten, af te stemmen op de vraag van ‘de’ mediagebruiker en adverteerder, heeft het gevaar in zich dat deze loop nog eens versterkt wordt. Tenminste, dat is een zorg van enkele journalisten en redacteuren die de betekenis van het veranderend mediagebruik pogen te duiden. Journalisten Warna Oosterbaan (NRC Handelsblad) en Hans Wansink (De Volkskrant) waarschuwen in De krant moet kiezen (2008) de kranten om niet als respons op het teruglopend abonneeaantal en advertentie-inkomsten, en onder druk van aandeelhouders, vraaggericht te gaan werken. De lezers krijgen dan volgens Oosterbaan en Wansink een beperkter beeld van de wereld voorgeschoteld, dan wanneer deskundigen het nieuws, onafhankelijk van de mediaconsument, zouden (blijven) selecteren. Dat levert in hun ogen een verarming van het aanbod (want homogenisering) op en daarmee een gevaar voor de democratie. Zij geven in hun boek dan ook een andere strategie aan dagbladen om hun dalende oplage een halt toe te roepen: door het geven van een openheid van zaken en het presenteren van een duidelijke journalistieke agenda waarin duiding van het nieuws het belangrijkst wordt. Een formule à la NRC Next. Dat zou lezers aan een krant binden, waarmee het ‘u vraagt, wij draaien’- stramien dat in veel commerciële uitgeverijconcerns lijkt te heersen, vermeden kan worden.

VERONTWAARDIGING

LOVER heeft nooit op het punt gestaan om overgenomen te worden door een groot concern als Sanoma en heeft daardoor meer ruimte gehad om haar eigenzinnig karakter te behouden. Met haar digitalisering staat LOVER nog meer dan ooit voor de vraag hoe zij omgaat met mediagebruikers die (hoewel deels door Google gestuurd) zelf steeds meer kiezen wat en hoe ze willen weten. Oosterbaans en Wansinks pleidooi voor transparantie en het tonen van een eigen agenda lijkt ons een goed advies om te overleven in de digitale jungle van webpublicaties. Margriet van der Linden, hoofdredacteur van Opzij benadrukt de noodzaak van profilering van haar blad en redactie: ‘Dat is wat past bij deze tijd’, legt ze uit. ‘Ik zou willen dat wij als journalisten onszelf meer laten zien. Zelf probeer ik dat al met social media, via mijn twitteraccount. Ik merk dat dat goed werkt.’

Dat veel journalisten het juist lastig vinden om zichzelf te tonen, en helemaal om hun eigen positie duidelijk te maken, uit angst hun geloofwaardigheid als onafhankelijke journalist te verliezen, ondervond Marijke de Vries tijdens haar afstudeeronderzoek naar engagement onder onderzoeksjournalisten. Ze vertelt hierover: ‘Ik merkte dat mijn respondenten erg terughoudend waren als ik ze vroeg wat ze als doel van hun producties zagen. Tegelijkertijd ontdekte ik dat engagement inherent is aan onderzoeksjournalistiek: stuk voor stuk gaven de respondenten aan dat zij werden gedreven door verbazing en verontwaardiging over het bestaan van zaken in onze samenleving.’

Ook Irene Costera Meijer, hoogleraar Journalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, ziet dat journalisten moeite hebben met profilering. Dit komt volgens haar doordat in journalistieke opleidingen het draait om ‘objectiviteit, distantie en onafhankelijkheid’. Maar, zo stelt ze in haar oratie ‘Waardevolle Journalistiek’ (2009): ‘Onafhankelijkheid hoeft betrokkenheid toch niet uit te sluiten?’

PLUS EN MIN

Betrokkenheid, transparantie en situering zijn volgens Costera Meijer belangrijke elementen die in de 21e-eeuwse journalistiek naast klassieke waarden als objectiviteit, distantie en neutraliteit geïntegreerd zouden moeten worden. Uit haar onderzoek naar de toekomst van het nieuws blijkt dat de jonge generatie namelijk niet enkel geïnteresseerd is in het seclezen of zien van wat er gebeurt in de wereld, maar dat zij zich (met haar eigen waarden, interesses en belangen) vooral wil kunnen herkennen in de kranten, tijdschriften en televisie. Journalistiek, of die nu off- of online aangeboden wordt, moet volgens Costera Meijer dan juist wel vraaggericht zijn en aan deze behoefte aan herkenning voldoen. Dat heeft niet die gevreesde homogenisering van het journalistieke aanbod tot gevolg, zo vertelt ze. Integendeel, Costera Meijer houdt een warm pleidooi dat media ruimte aan kleine en ‘andere’ verhalen zouden moeten geven. Volgens haar moeten media weerspiegelen wat er in de breedte speelt: ‘Met het idee van proportionele relevantie denk je als journalist: er moet óók een bepaald percentage aan die zeldzame invalshoek worden besteed.’ Maar zelfs als je een ‘klein’ onderwerp behandelt, is er de valkuil dat je dit te zwart-wit presenteert: ‘Omdat journalisten denken dat ze kunnen scoren door harde tegenstellingen te presenteren, dan krijg je hoor en wederhoor, als plus en min, terwijl de werkelijkheid vaak interessanter in elkaar steekt.’

De kracht van feministische journalistiek in deze tijd kan in onze ogen dan juist zijn dat zij niet uitgaat van een eenduidige werkelijkheid, maar van haar meervoudigheid en gelaagdheid. Anders dan bij veel journalisten, is voor journalisten met een feministische visie profilering van zichzelf en het tonen van hun eigen positie een vanzelfsprekendheid geworden. Een van de doelen van het feminisme is immers het tonen dat er geen neutraal perspectief bestaat en dat het spreken in termen van objectiviteit vaak het heersende perspectief maskeert. Feministische journalistiek werkt vanuit het idee dat er enkel iets als gesitueerde en gelimiteerde kennis (en dus journalistiek) bestaat en wil dat besef, in het bijzonder op het gebied van gender, bij lezers aanwakkeren. Dat betekent niet dat LOVER enkel losse, subjectieve meningen wil geven; het gaat erom verhalen achter gebeurtenissen te vertellen om zo te laten zien dat er meer aspecten van en lagen in ‘de’ werkelijkheid zitten dan op het eerste gezicht lijkt. Een veelheid van duidelijke gesitueerde perspectieven maakt het beeld van ‘de’ werkelijkheid die feministische journalistiek ook nog steeds wil representeren, vollediger en complexer. Zo wil LOVER vanzelfsprekendheden over gender op losse schroeven zetten en laten zien hoe praktijken doorwerken in het leven van mannen en vrouwen en degenen die zich niet in die termen laten vangen. Of het nou gaat om het definiëren van transseksualiteit als ziekte, het verschil in salarissen tussen mannen en vrouwen of de afwijzing van homoseksuele asielzoekers, omdat die volgens Nederlandse begrippen niet 'homo genoeg' zouden zijn. Wat LOVER in zulke gevallen doet, is kijken naar de achterliggende normen en ideeën over de werkelijkheid, hoe die doorwerken in beleid, wetenschap, sociale verhoudingen, en laten zien welke kwalitatieve ervaringen erachter schuilgaan.

REPAREREN

Onze visie op feministische journalistiek gaat dus nog een stuk verder dan de (tevens noodzakelijke) verslaggeving over geijkte feministische thema’s als vrouwenrechten en de economische positie van vrouwen. In dat laatste ziet Opzij-hoofdredacteur Van der Linden ook nog steeds toekomst: ‘Er zijn altijd mensen die zeggen dat “het feminisme” heeft afgedaan, of dat “de emancipatie” is voltooid. Helaas hebben die mensen ongelijk, vooral ingefluisterd door een gebrek aan kennis. Cijfers, feiten en aantallen liegen niet en zolang die een beeld laten zien waarin vrouwen nog steeds niet helemaal dezelfde kansen en mogelijkheden krijgen als mannen, moet en mag dat verhaal worden verteld.’ Maar het spreken over iets als ‘feministische journalistiek’, daar wil Van der Linden niet aan: ‘Dat doet me denken aan christelijke journalistiek, ik geloofde daar nooit in. Ik ben geneigd hetzelfde te vinden van “feministische journalistiek”.’

Costera Meijer vertelt dat ze enige reserve bij het gebruik van de term feminisme heeft: ‘Er heeft altijd iets aan het woord gekleefd waardoor, met name vrouwen, dachten: als ik me onder die term schaar, dan heb ik geen spreekpositie meer. Met de term activeer je alle vooroordelen over feminisme en dan ben je eerst bezig dat te repareren, voordat je met de inhoud bezig kunt zijn. Het is een tragisch dilemma: gebruik je het niet dan doe je het verkeerd, gebruik je het wel dan doe je het ook verkeerd.’ Dat terwijl feminisme juist wel van groot belang is volgens haar: ‘Het feminisme heeft ons geleerd hoe waardevol het is om ervaringen van mensen serieus te nemen en te analyseren welke wel en niet verteld kunnen worden of gehoor vinden en waarom. Doen journalisten dat niet, dan kunnen mensen als Geert Wilders te gemakkelijk die leemte vullen.’

De grootste uitdaging voor de digitale LOVER is dan misschien niet zozeer het huidige mediagebruik, de nieuwe digitale omgeving of zelfs de sturende zoekmachine, maar de negatieve connotaties die veel mensen bij het woord feminisme hebben. Dáár kan het internet iets bieden. LOVER zal toegankelijk worden voor mensen die zich niet een, twee, drie als feminist identificeren, maar wel geïnteresseerd zijn in de soort onderwerpen en via google bij een feministisch blad uitkomen. LOVER wordt vindbaar en daarmee biedt ze feministische journalistiek in Nederland een toekomst.