Vrouwendiscriminatie als Hollandse folklore

Het gedogen van de SGP door de Nederlandse regering

Mieke van der Burg • 5 dec 2011

De Nederlandse regering gedoogt een partij die vrouwen het passief kiesrecht onthoudt én wil een wettelijk verbod op het dragen van boerka’s op straat. Hoe vallen deze zaken met elkaar te rijmen? Dat is een vraag die Mieke van der Burg als voorzitter van de Vereniging Vrouw en Recht (VVR) bezighoudt.

De Hoge Raad-uitspraak: opzij geschoven!

Op 9 april 2010 oordeelde de Hoge Raad, ons hoogste rechtsorgaan, dat de regering maatregelen moet treffen die er daadwerkelijk toe leiden dat de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) passief kiesrecht, het recht om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen, aan vrouwen toekent. Die uitspraak is gebaseerd op artikel 7 van het VN-Vrouwenverdrag dat staten verplicht te waarborgen dat politieke partijen vrouwen toestaan zich kandidaat te stellen voor politieke functies, zoals in de Tweede Kamer. Nederland heeft dit verdrag vijftien jaar geleden geratificeerd en is hier dus aan gebonden. De Hoge Raad vindt dan ook dat Nederland het verdrag schendt door niet in te grijpen en verplicht de Staat “maatregelen te nemen die effectief zijn en tegelijkertijd het minste inbreuk maken op de grondrechten van de (leden van de) SGP”. Met dit laatste wordt bedoeld het recht op vereniging, vrijheid van godsdienst en van meningsuiting.

In weerwil van deze uitspraak van de Hoge Raad, acht Minister Donner van Binnenlandse Zaken actie echter niet nodig. Hij meldt aan de Tweede Kamer – in april j.l., mede naar aanleiding van een brief van de Vereniging Vrouw en Recht aan het Kabinet en de Tweede Kamer – dat hij zich beraadt op de noodzaak en wenselijkheid van eventuele wettelijke maatregelen, omdat er volgens het hoofdbestuur van de SGP op dit moment geen formele belemmeringen zijn voor vrouwen om zich verkiesbaar te stellen. Bovendien wil hij de procedure afwachten, die de SGP aanhangig heeft gemaakt bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg, hoewel deze geen opschortende werking heeft. Donner wil de uitspraak van het Hof, die zeker nog zo’n vijf jaar zal duren, afwachten.

Verschillende fracties in de Tweede Kamer hebben hierop verontwaardigd gereageerd, maar al hun moties zijn verworpen. Dat de SGP deze moties niet ondersteunde, ligt voor de hand. Maar waarom stemden ook VVD, CDA en PVV tegen? De verklaring dat deze partijen en het Kabinet vrouwendiscriminatie gedogen omdat de SGP het kabinet gedoogt, is voor de hand liggend, maar te simpel. Zijn er andere verklaringen die hout snijden?

Wordt vrouwen iets opgedrongen?

Wat ongetwijfeld meespeelt is het feit dat de procedure was aangespannen door vrouwen die los staan van de SGP: SGP-vrouwen moeten toch zelf weten of en wanneer zij hun recht om gekozen te worden willen uitoefenen? Wat een betutteling en gedwongen emancipatie!

In deze redenering gaat men ervan uit dat het recht op gelijke behandeling bij de uitoefening van het passief kiesrecht alleen van belang is voor de SGP-vrouwen zelf. Maar dat is niet waar. Het recht om niet te worden gediscrimineerd gaat iedereen in Nederland aan. Toegang van mannen en vrouwen, onafhankelijk van huidskleur en andere niet-relevante eigenschappen, tot politieke vertegenwoordigende bestuursorganen vormt de kern van een democratische rechtsstaat. Recent is dat nog eens benadrukt bij de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede aan onder anderen Ellen Johnson-Sirleaf uit Liberia, de eerste vrouw die in Afrika tot staatshoofd werd verkozen.

Of SGP-vrouwen zich werkelijk verkiesbaar willen stellen, is niet relevant. Een recht schept geen verplichting. Wellicht zullen de door de Hoge Raad vereiste maatregelen vooral een meer symbolische betekenis hebben. Maar wat dan nog? Het Kabinet stelt vaker symbolische maatregelen voor, zoals het wettelijk boerkaverbod.

SGP als randverschijnsel

Daarnaast speelt zeker een rol dat de SGP zelf als een randverschijnsel wordt gezien. Het betreft immers een kleine politieke partij waarvan de deskundige inbreng op staatsrechtelijk gebied in politieke kringen hoog wordt gewaardeerd. Bovendien is het de oudste politieke partij. Hollandse folklore die er bij hoort. “Doe toch niet zo moeilijk! Prinzipienreiterei!”

Die argumenten hoorde ik al in 1995, toen ik namens de Rooie Vrouwen voor Den Haag Vandaag de strijdigheid met het Vrouwenverdrag aan de orde stelde. Nadien heeft het toezichthoudend comité van het Vrouwenverdrag, het CEDAW-comité, Nederland viermaal gewezen op de strijdigheid met het verdrag en in steeds sterkere bewoordingen. De Nederlandse regering heeft deze terechtwijzingen telkens weer naast zich neergelegd.

In het kader van het Vrouwenverdrag is het niet relevant of het gaat om een kleine politieke partij met een beperkt aantal vrouwelijk leden. Het gaat om het principe dat vrouwen niet bij voorbaat worden uitgesloten. Hollandse folklore kan geen argument zijn om vrouwendiscriminatie te tolereren. Nederland is het enige land ter wereld met een politieke partij waar vrouwen geen politieke functies mogen bekleden.

Belangenafweging

Een derde aspect dat een rol speelt is de belangenafweging tussen het recht op gelijke behandeling van vrouwen en mannen en drie vrijheidsrechten: de vrijheid van vereniging, meningsuiting en godsdienst. Onmiskenbaar bestaat er tussen deze fundamentele rechten een spanningsveld, zeker in onze pluriforme samenleving. Eén en ander moet echter wel gewaardeerd worden in de politieke context. De toegang tot politieke vertegenwoordigende lichamen is één van de fundamenten van een democratische samenleving. Het is een basisvoorwaarde voor een politieke partij. Op dit punt is de ruimte voor afweging ten opzichte van andere vrijheidsrechten nihil. Daarmee is geen hiërarchie tussen grondrechten gecreëerd, zoals sommigen beweren, maar is het een uitvloeisel van de keuze voor een democratie. Buiten dit aspect bestaat volop de vrijheid van een politiek partij om zich op een bepaalde basis, bijvoorbeeld een godsdienstige, te verenigen en haar mening te uiten in het maatschappelijk en politieke debat. Dat leidt tot de gewenste pluriformiteit. Die ruimte mag niet worden beperkt. Daarop doelt ook de Hoge Raad in haar uitspraak dat de maatregelen moeten worden genomen die “tegelijkertijd het minste inbreuk maken op de grondrechten van de (leden van de) SGP”.

Formele belemmeringen

Het hoofdbestuur van de SGP stelt dat er op dit moment geen formele belemmeringen zijn voor passief kiesrecht voor vrouwen. Sinds 2006 spreken de Statuten van de SGP, waar het gaat om de kandidaatstelling voor vertegenwoordigende lichamen, over “personen”. Het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke leden is uit de tekst verwijderd en dus is er geen vuiltje meer aan de lucht, zo redeneert de SGP. Dat een partij kandidaten vraagt haar beginselen te onderschrijven en uit te dragen, is volgens hen een normale gang van zaken binnen iedere politieke partij. Onvermeld blijft dat het Program van Beginselen van de SGP juridisch bindend is, zoals de Hoge Raad ook benadrukt in haar overwegingen.(1) En daarin is het vrouwenstandpunt expliciet verwoord.(2) De plaatselijke kiesverenigingen van de SGP mogen alleen kandidaten, voor bijvoorbeeld de Provinciale Staten en de Tweede Kamer, aanbrengen die dit programma onderschrijven.

Dat minister Donner het standpunt van de SGP klakkeloos overneemt, betekent dat hij bewust zijn ‘kop in het zand steekt’. Bovendien heeft hij in de Tweede Kamer expliciet aangegeven geen behoefte te hebben aan verdere vragen aan de SGP over de juridische bindendheid van het Programma van Beginselen. Vrouwen zullen door de SGP dus nooit kandidaat worden gesteld. Dat wordt ook bevestigd op de website van de SGP: “...gelukkig zijn er juridische belemmeringen, omdat men de grondslag en de uitgangspunten van de SGP moet aanvaarden, namelijk dat het regeerambt hen (vrouwen) niet is gegeven”.

Leden staan achter het vrouwenstandpunt?

Tenslotte speelt het argument dat de leden van de SGP toch zelf het vrouwenstandpunt van hun partij ondersteunen. Men veronderstelt dat de leden unaniem het passief kiesrecht afwijzen.

Uit onderzoek uit 2009 van prof. Barbara Oomen blijkt echter dat 31 procent van de SGP-leden en 36 procent van de SGP-kiezers van mening zijn dat ook vrouwen politieke functies moeten kunnen bekleden.(3) Het Reformatorisch Dagblad meldde al in 2003 dat van de SGP jongeren zelfs 70 procent voor een vrouwelijk Kamerlid is!(4) Van een unaniem standpunt is dus geen sprake. Het zou mij bovendien niet verbazen als op dit moment deze percentages hoger liggen, zeker bij de jongeren van de SGP. Gezien de traditionele gezagsgetrouwheid zal bij oudere leden het oordeel van de Hoge Raad zwaar wegen.

Concluderend

Nu alle aangedragen argumenten ontkracht zijn, kan ik niet anders concluderen dan dat het naast zich neerleggen van de Hoge Raad-uitspraak inderdaad is ingegeven door het feit dat het Kabinet de gedoogsteun van de SGP niet kan missen. Zo is ook het verbod van het dragen van boerka’s ingegeven ter behoud van gedoogsteun, in dit geval, van de PVV. Met het schofferen van ons hoogste rechtscollege ondermijnen Kabinet en Tweede Kamer de rechtsstaat. En dat is net zo zorgelijk als het tolereren van vrouwendiscriminatie!

 

Mieke van der Burg,

Voorzitter Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann

 

© Foto: Trinchetto

 

Noten:

(1) R.O. 4.1.3.

(2) Zo stelt Artikel 7: “Elk emancipatiestreven dat de God gegeven roeping van mannen en vrouwen miskent, is revolutionair en moet krachtig worden bestreden.” Artikel 10 stelt:"De opvatting van het vrouwenkiesrecht voortkomend uit een revolutionair emancipatiestreven, strijdt met de roeping van de vrouw. Dat laatste geldt ook voor het zitting nemen van de vrouw in politieke organen, zowel vertegenwoordigende als bestuurlijke. De vrouw zij in haar eigen consciëntie overtuigd of zij haar stem kan uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats.”

(3) B. Oomen e.a., Recht op verschil? Percepties en effecten van de implementatie van gelijkebehandelingswetgeving onder orthodox-protestanten in Nederland (PDF-bestand), Roosevelt Academy 2009.

(4)“SGP-jeugd niet altijd eens met partijlijn”, Reformatorisch Dagblad, 9 mei 2003, zoals weergegeven op www.sgpj.nl