In memoriam: Doeschka Meijsing

Doeschka Meijsing 21 oktober 1947 – 30 januari 2012

Anneke van Wolfswinkel • 1 feb 2012

In 1976 verscheen Robinson, de eerste roman van Doeschka Meijsing. Aan het eind van het verhaal loopt het meisje Robinson de leeszaal uit, het plein met de muziektent op: “En op hetzelfde moment dat alles op de marsmuziek in beweging kwam, was het Robinson of dat koperen plein wegliep van haar, in deze of gene richting, dat deed er niet toe, maar weg van waar zij stond, zonder dat ze het plein nog kon inhalen, steeds verder weg marcheerde dat plein, in een richting die ook zij zo graag was gegaan.”

Het gevoel een buitenstaander te zijn, hunkerend naar het leven en de liefde. Voor Meijsing was dit een existentiële ervaring, die ze meermalen verwoord heeft in haar verhalen en romans.

Ze hoedde zich ervoor om geclaimd te worden door een groep, of het nou de feministische of de lesbische beweging was. Ze was vóór alles schrijfster. Al op haar dertiende verklaarde ze in haar dagboek dat ze schrijfster wilde worden, en vanaf de vierde klas van het gymnasium begon ze serieus aan het schrijven van romans.

Vanaf haar debuutbundel De hanen en andere verhalen (1974) liet ze zich kennen als een zoekende en experimenterende schrijfster. Ze schreef nauwkeurig geconstrueerd (Robinson), fragmentarisch (Tijger, Tijger, 1980), meeslepend (De beproeving, 1990) en filosofisch (De tweede man, 2000). Meteen vanaf haar debuut werd ze als vanzelfsprekend tot de belangrijkste Nederlandse schrijvers gerekend.

Met haar jongere broer Geerten, die bijna gelijktijdig debuteerde, onderhield ze een rivaliteit, die in elk geval aan de oppervlakte beschaafd leek. Ze vond zichzelf een 'wezenlijker' schrijfster, maar de vrees bleef altijd dat zou blijken dat hij tóch beter was dan zij. In 1988 zat ze in de jury die Geerten de AKO Literatuurprijs toekende, en in 2005 schreven ze zelfs samen een 'dubbelroman' met de venijnige titel Moord en doodslag.

In een interview met de VPRO-gids in 2008 zegt Meijsing: “Wat ik hoop in de liefde, is eeuwigdurendheid. Tot aan de dood. Het is absoluut romantisch maar het is een soort koppigheid van mij om er in te blijven geloven. Als ik liefheb, is het voor altijd.”

Pip, de hoofdpersoon van wat Meijsings laatste roman zou zijn, Over de liefde (2008), hoopt en gelooft dit ook. In dit boek, dat verreweg haar meest persoonlijke is, ontleedt Meijsing haar eigen wanhoop, nadat ze verlaten is door haar grote liefde. Ze doet dit met een superieure ironie, waarachter een groot verdriet schuilt. Het verlangen naar liefde en de realiteit van verraad raken haar in haar ziel. In hetzelfde interview in de VPRO-gids zegt Meijsing: “(...) Over de liefde was een verschrikkelijk moeilijk boek, omdat ik de gevoelens die ik er in beschrijf ook beleefde.” Het boek werd bekroond met de AKO Literatuurprijs, de Opzij Literatuurprijs én de F. Bordewijkprijs. Bovendien kreeg ze er een grote schare lezers bij. Je kon bijna niet anders dan van de mopperige, goed van de tongriem gesneden Pip gaan houden. 

De eenzaamheid die het jonge meisje Robinson al voelde, is bij de oudere Pip misschien nog wel dieper: de dood heeft haar intrede gedaan. Om haar heen vallen geliefden weg, veel te jong. Ook Pip loopt over een plein, verlangend naar verbondenheid met degenen die haar lief zijn.

“Ik kromp ineen bij de gedachte aan Lisa in haar laatste jaar terwijl ik het grote plein overstak, ik hunkerde plotseling naar de aanwezigheid van een paar van mijn andere doden (…). Naar al degenen met wie ik nooit meer stevig gearmd het plein zou oversteken. Ik had een hele wereld onder mijn voeten, het rijk van de doden, en ik wenste intens daar met hen te mogen wandelen door de eeuwige hopeloze lanen en hun zwijgend verdriet te delen in een eindeloos gaan, naar niets gaan, maar gaan. De lantarens waren opgestoken, uit de grachten begon kou op te trekken, de stad maakte zich op voor de laatste uren. Ik droeg mijn onderwereld met me mee, ik hoefde nooit alleen te zijn.”

Wij nemen – veel te vroeg – afscheid van een grandioze vrouw en van een groots schrijfster. Haar verhalen dragen we met ons mee.

 

Foto © Leo van der Noort