Mannen vóelen zich aangevallen, vrouwen wórden aangevallen

Hannah Vonk
Hannah Vonk
Romy van der Houven
Romy van der Houven • 26 sep 2025

“Ik wil óók de nacht terug,” stuurt mijn vader me via WhatsApp. Hij waagt zich immers als het donker is eveneens niet overal op straat – bang om de verkeerde man op de verkeerde plaats te zijn. In hem sluimert het gevoel dat er 's nachts relatief veel onguur volk op de been is. "Ik wil niet voortdurend op mijn hoede moeten zijn om te voorkomen dat ik slachtoffer word van 'kopschoppers': mannen die andere mannen in elkaar slaan om hun dominantie en mannelijkheid te bewijzen of zoiets."

Zijn appje is een directe reactie op de mediastorm die de dood van de 17-jarige Lisa teweegbracht. Daarin werd te veel gegeneraliseerd, vindt hij. “Ik zag een filmpje waarin een vrouw vond dat wij mannen andere (foute) mannen maar eens moesten aanspreken. Alsof het plotseling mijn verantwoordelijkheid is omdat ik ook man ben,” appt hij verontwaardigd. Mijn vader – Pedro Pascal in een kwart Surinaamse gedaante – voelt zich aangevallen door de vrouwen waarvan hij meent dat ze hem betichten van samenspanning met zedendelinquenten en moordenaars. Een groep waar hij absoluut niet bijhoort.

Relschoppers
Om zijn overtuiging kracht bij te zetten geeft hij een voorbeeld van een hypothetische – en in zijn ogen – vergelijkbare situatie. “Als Nederlanders in het buitenland rellen, zou het ook raar zijn als men plotseling vond dat jij daar ook iets aan moest doen omdat je nu eenmaal Nederlander bent,” legt hij uit.

Daar moet ik even over nadenken. In eerste instantie lijkt het een plausibele vergelijking. Toch schuurt er wat. Nederlandse relschoppers vormen een relatief kleine groep, en relschoppen door Nederlanders in het buitenland gebeurt incidenteel. (Seksueel) grensoverschrijdend gedrag tegen vrouwen is daarentegen verweven in de dagelijkse omgang tussen mannen en vrouwen. En een relatief grote groep heeft zich er ofwel wel eens in mindere of meerdere mate schuldig aan gemaakt, of ként iemand die zich er wel eens schuldig aan heeft gemaakt.

Ik zeg expres ‘in mindere of meerdere mate’, omdat het maken van een seksistisch grapje hier ook toe behoort: de onderste trede van de piramide van geweld. Je moet het zo zien: iedere keer dat een man een klein beetje over de scheef gaat, legt hij een metaforisch steentje neer. Op die manier bouwt hij mee aan de brede fundering van de piramide – een laag van alledaags, veelvoorkomend ‘onschuldig’ gedrag. Elke rij stenen die daarbovenop wordt geplaatst, vertegenwoordigt een extremere vorm van geweld door een kleinere groep plegers. Ikzelf ken genoeg mannen die af en toe zo’n steentje neerleggen, mijn vader ongetwijfeld ook.

Toch denk ik niet dat mijn vader iemand kent die in het buitenland heeft gerelschopt. En als we toch generaliseren: elke vrouw past haar route weleens aan wanneer ze in het donker naar huis fietst. Bang om een man met kwade bedoelingen tegen te komen. Weinig vrouwen in het buitenland passen hun route aan, omdat ze bang zijn een groep Nederlandse relschoppers tegen te komen.

Het alledaagse wangedrag
Het wereldwijde probleem van (seksueel) geweld tegen vrouwen is dus structureel en omvangrijk, in tegenstelling tot het probleem van Nederlandse relschoppers in het buitenland. Maar het belangrijkste verschil is dat mijn vader zich niet in de kringen van de relschoppers bevindt, en wél in die van mannen die – soms subtiel, soms duidelijk – de grenzen van vrouwen overschrijden. Hij staat naast die oom die een seksistische grap maakt op een verjaardag. Hij is getuige van hoe een collega een vrouwelijke medewerker complimenteert over haar korte rokje. Hij ziet hoe een vent aan de bar in een café na een paar biertjes net iets te handtastelijk wordt. Jong of oud, wit of zwart, met een praktische of theoretische opleiding: in elke bevolkingsgroep zijn ze vertegenwoordigd. Het zijn geen zedendelinquenten of moordenaars, maar de alledaagse mannen die niet doorhebben dat hun ‘onschuldige’ wangedrag een beweging in gang zet.

Eikeltje
Opeens denk ik terug aan een scène uit een van de eerste films die ik als kind in de bioscoop zag: Ice Age. Ik herinner me nog goed hoe het sabeltand-eekhoorntje, mijn favoriete personage, zijn eikeltje in de bovenkant van een gletsjer probeert te begraven. Hij duwt en draait, totdat er een scheur in het ijs ontstaat. De spleet diept zich uit en beweegt zich geleidelijk tot kilometers verderop – en dan stort de hele gletsjer in. Het diertje had niet voorzien dat zijn actie zulke catastrofale gevolgen zou hebben.

“Wat als jij nét langs zou lopen op het moment dat het sabeltand-eekhoorntje zijn eikeltje in de gletsjer duwt?” vraag ik mijn vader als ik een week later tegenover hem zit. “Dan zou ik hem natuurlijk tegenhouden,” zegt hij. “Als ik erbij zou staan en niets deed, was ik medeverantwoordelijk voor het instorten van de gletsjer. En dat zou ik niet op mijn geweten willen hebben.” We glimlachen naar elkaar.

Een front
Mijn vader, en met hem vele andere mannen, zag de oproep aan mannen om andere mannen aan te spreken als aanval. Alsof alle vrouwen samen een front vormen tegen alle mannen, inclusief hemzelf. ‘Vrouwen tegen de mannen’, noemde hij het. Maar ik zie dat anders. Mannen vóelen zich aangevallen, vrouwen wórden aangevallen. Dat is een wezenlijk verschil. En precies daarom is er actie nodig. Als de ‘goede’ mannen zich niet uitspreken, sluiten ze zich impliciet aan bij de ‘slechte’ mannen — de groep waar mijn vader en de meeste mannen (gelukkig) juist niet bijhoren en ook nooit bij wíllen horen.

Dus mannen: leg aan die oom op die verjaardag uit dat zijn grap niet door de beugel kan, spreek die collega aan op zijn ongepaste compliment, en zeg tegen die vent aan de bar dat hij zijn handen thuis moet houden. Het gaat niet om vrouwen tegen de mannen en andersom, maar om mannen samen met vrouwen — tégen de mannen die grenzen overschrijden.