Stuivers en mannen in het leven van Judith Leyster

Toen Willemijn Marie EKMA in het Rijksmuseum het schilderij De jongen met de fluit van Judith Leyster (1609-1660) zag, liet het beeld haar niet meer los. Niet zozeer omdat ze zelf fluitiste is, maar vooral door de uiterste precisie waarmee Leyster de jongen heeft afgebeeld, intiem en sober. Momenteel werkt EKMA aan haar debuutroman ‘Judita’, waarin ze op zoek gaat naar de persoon achter de meesterschilderes. In dit artikel krijgen we een voorproefje van het boek in wording.
Judith Leyster (1609 -1660) werd op haar vierentwintigste de eerste vrouwelijke meesterschilder in Europa. Ze vestigde, ongehuwd, haar eigen winkel in haar geboortestad Haarlem, nam mannelijke leerlingen en personeel aan en maakte met Frans Hals ruzie over geld. Drie jaar later trouwde ze met de minder getalenteerde, maar goed verkopende schilder Jan Miense Molenaer. Een beroepssjoemelaar met een kort lontje en een gat in zijn hand. Aan schilderen kwam ze nauwelijks nog toe. Als schrijfster probeer ik de verborgen kanten van Leysters beslissingen te achterhalen. In dit artikel volg ik daarom de weg van het geld.
‘Wat zeur je nou? Jouw Judith hangt naast de Nachtwacht en nog is het niet genoeg?’ Deze reactie ontvang ik vaak als ik weer eens ongevraagd heb uitgelegd waarom Leyster meer aandacht verdient. ‘Mijn’ Judith had als vrouwelijke meesterschilder wel andere zorgen dan naast wie ze in een museum zou hangen, zo’n dikke vierhonderd jaar na haar geboorte. Er bestonden nog geen musea, ze had klanten nodig en – in het ideale geval – opdrachtgevers.
‘Judita’ begon voor mij als een verhaal over haar weg naar de top en alle obstakels die ze daarbij ondervond. Een verhaal, opgehangen aan historische feiten. Haar karakter kreeg deels vorm door mijn interpretatie van bronnen, zoals financiële en zakelijke transacties, eisen, beschuldigingen en beslissingen, opgetekend door notarissen, in gilde-registers en een ijverige stadschroniqueur. Hieruit kwam een duidelijk beeld naar voren. Leyster moet een zelfstandige en assertieve vrouw zijn geweest, ondernemend, overtuigend en mondig, Ze bereikte haar meesterschap zonder rolmodel.
Inmiddels weet ik dat Leysters boeiendste verhaal pas begon ná haar moment de gloire.
Op weg naar haar meesterschap werd Leyster geconfronteerd met discriminatie, die haar vooral economisch nadeel opleverde. Zo betaalde ze een hoger gildegeld en kon ze geen gebruik maken van vermindering of kwijtschelding daarvan, mede doordat ze ongehuwd was. Alle bronnen spreken eenduidig over de aanname dat Leyster enkel kon schilderen en verkopen voor de vrije markt. Dit gold overigens ook voor beginnende mannelijke schilders die zich nog niet de luxe konden permitteren om uitsluitend uit opdrachten een inkomen te vergaren, zoals Frans Hals in het begin van zijn loopbaan.
Leyster voldeed aan de vraag op de vrije markt en haar klanten bestonden uit burgers uit de welgestelde middenklasse. Deze groep had interesse in dagelijkse taferelen, de zogenaamde genrestukken, op bescheiden en dus betaalbaar formaat. Voorbeelden hiervan bij Leyster zijn Vrolijke drinker en Spelletje triktrak. Ze profileerde zich hiermee op een sterk concurrerende manier. In haar werk ontbreken typische de vrouwelijke onderwerpen en benadering, wat betekent dat ze alleen met haar vak‘man’schap klanten verwierf. Inderdaad, gelijk een man. Toch ontving ze geen opdrachten van bestuurders of van de rijke elite. In tegenstelling tot Leysters eigenzinnige en assertieve karkater ontbreekt voor zover we weten een reactie hierop.
Voor de toelating tot het gilde moest Leyster een meesterproef afleggen, een zelfportret. Mannelijke schilders werd nooit gevraagd om een bewijs van kunde, maar Leyster wel. Ze ging, waarschijnlijk zonder protest, akkoord met deze uitzonderlijke eis, wat in contrast staat met haar daadkracht op andere vlakken. Zo bereikte ze haar meesterschap op grond van haar talent, helemaal alleen én door braaf haar mond te houden. Ze werd beloond met een titel en het recht om zich zelfstandig te vestigen en werk te verkopen. Ook kreeg ze erkenning door onder andere de stadschroniqueur Samuel Ampzing, die haar vermeldde als een ‘kloeke schilderes’. Kloek in de betekenis van moedig, onverschrokken, en dus bedoeld als compliment.
Ik kan me voorstellen dat Leyster trots moet zijn geweest op wat ze had bereikt, over de moeilijkheden die ze overwon en de uitsluitingen die ze slikte. Wellicht gaf het haar zelfvertrouwen om de stap te zetten naar een zelfstandig, werkend leven. Opvallend is dat Leyster, nadat ze haar meesterschap had bereikt, wel een mogelijke bedreiging voor haar inkomsten durfde aan te klagen. In een conflict met Frans Hals over een weggelopen leerling beschuldigde ze hem van broodroof. Tegelijkertijd bleef ze ongehuwd, en het economische nadeel daardoor nam ze voor lief.
In 1636 trouwde Leyster met Jan Miense Molenaer en gaf ze in één klap haar status, haar naam en haar financiële autonomie op. Ze moet voor deze beslissing grondige redenen hebben gehad. Wellicht had ze gemerkt dat ze van complimenten alleen niet kon leven en had ze nood aan meer klanten, leerlingen, financiële zekerheid, gezelschap, bescherming, en liefde wellicht. Gezien haar keuze voor een vakgenoot hoopte ze wellicht op een mogelijke samenwerking of familiebedrijf.
Wat had Jan Miense haar te bieden? Ze kende hem sinds ze op haar negende naar de Bakenessergracht was verhuisd. Miense woonde in de straat erachter, naast het gasthuis. Later volgden ze allebei een opleiding tot leerling-schilder en waren ze bekend met meesters uit hun vakgebied, zoals de broers Hals, vader en zoon De Grebber en Adriaen Brouwer. De kans was dus groot dat ze elkaar persoonlijk kenden en van elkaar wisten waar ze mee bezig waren. Als jonge meesterschilder genoot Jan Miense een goede naam en kreeg hij betaalde opdrachten. Hij werkte op groter formaat, waarvoor hij bijgevolg hogere prijzen kon vragen.
Omdat ze elkaar al vanaf de kindertijd kenden, was Leyster ongetwijfeld op de hoogte van de ruwe kantjes van Miense. Tijdgenoten hebben talloze incidenten over hem vastgelegd. Hij dronk te veel, raakte al eens verzeild in een caféruzie of gevecht, was vaak slechtgehumeurd en bijzonder onbetrouwbaar en geldverkwistend. Omdat Leyster op haar veertiende het bankroet van haar vader had meegemaakt en aan den lijve had ondervonden welke zware consequenties financieel wanbeheer had, is het moeilijk te begrijpen waarom ze koos voor dit sujet. Bovendien was Leyster een té goede vakvrouw om de beperkingen van Miense als schilder te hebben gemist. Zijn portretten zijn karikaturaal, plat en onpersoonlijk.
Mijn ontgoocheling als schepper van Leysters verhaal, was groot, net als mijn spijt om me te houden aan een historische ‘kapstok’. Waarom huwde Leyster geen betrouwbare man? Daarom volgde ik verder de weg van de stuivers.
Een loterij was destijds een beproefde methode om werk te verkopen. Ten tijde van hun huwelijk weigerde Jan Miense de winnaar van een loterij, die hij had georganiseerd, uit te betalen. De kwestie zou een voorafspiegeling worden van de vele financiële conflicten die zouden volgen. Later, in Amsterdam, nam Leyster de volledige aan- en verkoop in handen van hun eigen en andere schilderijen en van onroerend goed, zoals de hofstede ‘Het Lam’. Een deel van de betaling werd geregeld met de productie en levering van schilderijen. Leyster trad hierin zelfstandig en assertief op en Miense gaf haar een officiële volmacht. Misschien dwong ze deze verantwoordelijkheid wel af?
Ze handelde in eigen naam, en ondertekende soms in het Latijn als ‘Judita’. Zo werd ze, meer dan schilderes, zakenvrouw. Het geldelijke succes van hun huwelijk was voor het overgrote deel haar verdienste. Leyster stapte enerzijds in een traditionele rol door de werken van haar echtgenoot te verhandelen, anderzijds nam ze de eindverantwoordelijkheid en het beslissingsrecht van hem over, wat voor een gehuwde vrouw in die tijd ongebruikelijk was.
Haar positie werpt nog andere vragen op. Waarom besliste ze wel over de stuivers, maar liet ze na om haar schildertalent voor hun winkel in te zetten? Het lijkt een gemiste kans. Ik vind weinig aanknopingspunten. Er is amper bewijs voor een meewerkende rol, of meer, van Leyster binnen de schilderpraktijk van Miense, terwijl dat wel gebruikelijk was voor leerlingen en medewerkers. Had Leyster het te druk met verkopen, kinderen (op)voeden, praktische en zakelijke beslommeringen? Of verdroeg Jan Miense geen sterke, vrouwelijke concurrent in eigen huis? Toch vermeldde Schrevelius in 1648 dat Leyster als vrouw van Miense (eveneens) ‘een vermaard schilder is, en tot in Amsterdam wel bekend’.
Had Judith Leyster de keuze om Jan Miense af te wijzen en ongehuwd te blijven?
Het staat vast dat Leyster zwanger was op het moment van haar huwelijk. Als ongehuwde moeder zou zij zichzelf en haar kind veroordelen tot paria’s. In deze zin was haar huwelijk wellicht een ‘moetje’. Had Leyster, desondanks, een andere man kunnen trouwen? Iemand met geld en status? Wellicht is dat de verkeerde vraag. Welke man had haar aanvaard?
Ik vrees dat er voor Leyster na haar meesterschap weinig mannen in de rij stonden. Jonge mannen, al dan niet van goede afkomst, zouden haar meerdere worden en dus een ‘ondergeschikte’ vrouw verkiezen. Beter gezegd: een goede huisvrouw die voor hun kinderen kon zorgen. Leysters profiel lijkt daar niet – volledig – aan te beantwoorden. Binnen haar vak werd ze gerespecteerd voor haar kundigheid en meesterschap, maar vormde ze tegelijkertijd een bedreiging, waardoor de kans bestond dat zij haar partner overtrof. Welke man zou dat kunnen verdragen? Jan Miense blijkt – enigszins verrassend - daarin te zijn geslaagd.
Eerlijk is eerlijk, als Leyster niet zo verdomd goed had geschilderd, zou ik nooit over haar hebben nagedacht. Voor mij verdient ze een pluim, meer dan een plaats naast de Nachtwacht, voor de manier waarop ze het sociale en financiële mijnenveld naar haar hand heeft gezet. En dat in klein formaat.
Meer lezen over Judith Leyster?
Judith Leyster, schilderes in een mannenwereld (mei 1993, Frans Halsmuseum Haarlem, uitgave bij de tentoonstelling gewijd aan haar werk)
Elck zijn waerom, vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950 (1999-2000, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen)
The Story of Art without Men (2022) – Katy Hessel
Over de auteur
Willemijn Marie EKMA (Vlissingen, 1969) is muziekleerkracht fluit en traverso. Na de geboorte van haar tweede kind begon ze met schrijven. Ze volgde cursussen bij Ingrid Verhelst, de SchrijversAcademie Antwerpen en De Letterie in Oostende, en bekijkt zowel haar persoonlijke keuzes als de thema’s waarover ze schrijft vanuit een feministisch perspectief. EKMA is de schuilnaam van de schilder Nicolas Matthijs Eekman, ten tijde van de bezetting van Parijs door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Willemijn leent de naam van haar verre familielid als schild tegen onverdraagzaamheid en misogynie. Bij het schrijven van haar debuut wordt ze ondersteund door historica en columniste Heleen Debruyne en met een beurs van Literatuur Vlaanderen.
Judith Leyster was een buitenbeentje dat uitgroeide tot een zelfstandige, professionele schilderes die vele obstakels moest overwinnen. De rigide opvattingen van kerk, familie en maatschappij dwongen haar om te kiezen voor een huwelijk. Willemijn schrijft ‘Judita’ voor iedereen die de kans wordt ontnomen te zijn wie zij/hij/die is.
Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.