Een term die zou moeten bestaan: Prostatie

Een pleidooi voor benoeming van mannelijke hysterie

Natasha Gerson • 11 dec 2013

Het woord ‘hysterie’ komt waarschijnlijk oorspronkelijk uit de koker van Hippocrates en ontstond met het idee dat neurosen die voor anderen hinderlijk zijn per definitie vrouwelijk waren; en dat problemen met of in de baarmoeder (Grieks: hystera) eraan ten grondslag lagen. Hysterie was en bleef tot op de dag van vandaag iets primair vrouwelijks. En juist omdat het als term voor de serieuze psychologische diagnose is afgeschreven en niet serieus meer wordt genomen, is het een bruikbaar en toegestaan woord gebleven in de lekenaanduiding.

Overdrijving, of uitingen van woede, ofwel ‘de drang om problemen te veroorzaken’ (citaat van de Romeinse geneesheer Galenus) worden bij een vrouw aangeduid als ‘hysterisch’, terwijl een man ‘door het lint gaat’, zijn ‘controle verliest’ en vergelijkbaar. Een man wordt alleen ‘hysterisch’ genoemd als de beschrijver de behoefte heeft om de persoon in kwestie te kleineren, door hem ‘vrouwelijke’ eigenschappen toe te dichten, zoiets als hem een ‘oud wijf’ noemen als hij zeurt. In de beleving blijft hysterie vrouwelijk en worden vrouwen ook prompt ‘hysterisch’ genoemd als hun boodschap de toehoorders onwelgevallig is.

Galenus' definitie - dat hysterische vrouwen problemen veróórzaken - mag namelijk weliswaar zijn ingesleten, dat wil niet zeggen dat de als hysterisch betitelde vrouw deze problemen ook écht veroorzaakt. Het is ook heel goed mogelijk dat die er allang zijn en dat zij ze slechts aankaart. Alleen zal dat dus niet als zodanig gezien worden. Als een vrouwelijke scribent bijvoorbeeld boude beweringen in een artikel doet, zal dat stuk snel afgeschreven worden als een ‘hysterisch stuk’, terwijl bij een mannelijke auteur de reacties misschien niet positiever zijn – vaak trouwens ook wel, dan is het ‘moedig’ of ‘polemisch’ – maar in elk geval wordt er dan geen indirect waardeoordeel over de schrijver zelf gevormd. Het gaat dan vooral om negatieve oordelen over het geschrevene zelf.  ‘Overtrokken’ zal het dan zijn, en de conclusies bijvoorbeeld ‘schandelijk’. Maar het woord hysterie komt er in zo’n geval zelden of nooit aan te pas. Terwijl je toch zou denken dat hysterie zo’n duidelijke, handzame en herkenbare algemene term is, dat het jammer zou zijn om die in de huidige geëmancipeerde tijd tot een enkel geslacht te beperken.

Heet hangijzer

Maar hysterische uitingen worden in de algemene beleving nog steeds louter door vrouwen (en bij extensie soms homo’s) gebezigd. Of in elk geval worden enkel zij er op aangekeken. Er zijn geen karaktereigenschappen of gemoedstoestanden met een puur mannelijke herkomst die exclusief aan (heteroseksuele) mannen worden toegedicht. ‘Autistisch’, als term voor geslotenheid of rigide tunnelvisie, komt soms al in de buurt, maar is een te heet hangijzer. Er zijn inderdaad veel meer patiënten binnen het autistisch spectrum van het mannelijk geslacht te vinden dan van het vrouwelijke, maar de herkomst is onzijdig. En omdat autisme, in tegenstelling tot hysterie, wel nog steeds een courante diagnostische term is, is het gebruik ervan ‘not done’, en levert het onmiddellijk verontwaardigde reacties op als niet-communicatieve types zomaar als ‘autist’ gelabeld worden. Oost-Indisch dove, egomane, inerte of personen zonder aansluiting in het maatschappelijke veld –zoals politici die de wil van het volk negeren of artsen die geen antwoord geven op vragen van patiënten - ‘autistisch’ noemen, is stigmatiserend voor echte autisten. Misschien juist omdat het meestal mannen betreft, wordt daar dus voorzichtig mee omgesprongen.

Waar de Victoriaanse artsen zo’n 78 varianten van hysterie bij vrouwen bij elkaar gedetermineerd hadden en toen nog niet klaar waren, (al wist eerdergenoemde Galenus het dus samen te vatten met zijn ‘extreme drang om problemen te veroorzaken’), zijn er natuurlijk heel veel varianten op de algemene maar vooralsnog ongelabelde mannelijke hysterie-afwijking, die geen autisme genoemd mag worden. En die ook vaak als een positieve eigenschap gezien wordt, in plaats van als iets dat contraproductief is in het sociale verkeer.

Vrij naar Galenus zou ik de mannelijke tegenhanger van hysterie als ‘de extreme drang om problemen te vermijden’ willen omschrijven. Dus ook: Niet onderkennen. Want ook – ik noem maar iets – idealisten die overal problemen zien, willen geen problemen vooroorzaken, ze willen die juist voorkomen en oplossen, want in hun beleving levert het alleen kleine problemen (meestal een lijdzame opoffering van henzelf) op om veel grotere problemen te vermijden. Want dat is nog altijd het doel, en drammen is dus maar een symptoom, dan wel methode. Maar men kan, in directe tegenstelling tot de idealistisch-moedige variant, problemen natuurlijk ook gewoon uit de weg gaan, ze bagatelliseren, of van zich afschuiven door middel van jij-bakken: Ja maar jij, of ja maar jullie…. Daar kiezen verreweg de meeste mensen, in het bijzonder mannen, voor.

Je hoeft namelijk niet bang te zijn voor iets, als je besluit dat het gewoon niet bestaat. Als mannen eenmaal hebben ontdekt dat dit voor God geldt, kan het ook op het volgende dat ze bang dreigt te maken worden toegepast. Relatieconflicten, verslavingen, ziekten, racisme: Je ontkent alle signalen gewoon, je hebt het gewoon over iets anders, je maakt je er met een grapje van af, je stort je op je werk, en het euvel bestaat niet meer. De kruik gaat dan net zo lang te water tot hij barst, en als ie barst, is de ontkenner oprecht stomverbaasd. Hoe kan dat nou? Hoe kan ze me zomaar aan de kant zetten? Of: dat moet mij ineens weer treffen, dat mijn lever het niet meer doet. Of: plotseling kwam er geen geld meer uit de pinautomaat! Dan is het tijd voor paniekerige actie; plotselinge bijna sektarische geheelonthouding, maffe gezondsheidsmethoden, stalken, allerlei wilde bewegingen die eigenlijk een verlenging zijn van het vermijden van de realiteit: het dieet wordt het doel op zich. De stalker wil nog niet erkennen dat de relatie gewoon echt voorbij is. Die verlamming, de ontkenning  en/of  het paniekvoetbal wanneer geconfronteerd met vervelende dingen, of de panische poging om deze dingen ten eigen voordele te keren, dan wel de schuld bij een ander te leggen, liefst bij de onwelkome boodschapper. Daar zou nou een term voor moeten komen: van dezelfde kracht als ‘hysterie’, dat dan zogenaamd voorkomt uit de baarmoeder. Want ook al wordt niet werkelijk meer - in wetenschappelijke zin – in de koppeling hysterie-baarmoeder geloofd: alle connotaties ervan blijven een rotsvast onderdeel van de beleving.

De tegenhanger

Een penis staat voor alles dat fier overeind staat of er zielig bijhangt (zó’n pik – als in: dáár kun je van op aan – of het spreekwoordelijke lulletje rozenwater) en ‘ballen’ voor moed en ondernemingszin. Maar de prostaat, die ergens daarbinnen achter de anus verstopt zit, roept geen associaties op. Behalve dat als er iets mee is, meestal een leeftijdseuvel, zoals moeilijk of alleen zuur plassen, wat tot pijnlijke verkramping leidt. De bijdrage van de prostaat aan het reproductieproces bestaat enkel uit het leveren van het verder lege slijmerige kwakje, waar het zaad vanuit de ballen nog bij moet om er sperma van te maken. Daarom pleit ik voor het in gebruik nemen van de term prostatie als tegenhanger van hysterie. 

Prostatie, en de bijbehorende prostatische neurosen zijn tenslotte ook niet te verhelpen of bestrijden, maar alleen te verzachten door bij de man in kwestie in de kont te kruipen en op de juiste plek zachtjes te aaien. 

Voor wie meer wil lezen over hysterie bij mannen, de Amerikaanse geschiedenisprofessor Mark Micale schreef een boek over de verborgen patiënten in de medische geschiedenis: mannelijke hysterici. Het boek heet Hysterical Men: The Hidden History of Male Nervous Illness. Op de website van Smithsonian Magazine is ook een interview met de auteur te lezen over dit onderwerp.