Femicide: in stand gehouden door het systeem

Beeld Saif via Unslplash
Beeld Saif via Unslplash
Annalin van Putten • 14 jul 2023

Femicide is de voorspelbaarste vorm van moord, maar wordt in Nederland nog te vaak als incident beschouwd en niet openlijk besproken. Politie en hulporganisaties herkennen de intieme terreur die voorafgaat aan de moord nog te weinig als rode vlag voor een misdrijf in wording. Ook het feit dat justitie na veroordeling vaker oog lijkt te hebben voor het recht van de dader op vrijheid en minder voor de veiligheid van het slachtoffer (en haar kinderen) en het beschermen van toekomstige slachtoffers, roept vragen op over de omvang van het systeem van intieme terreur.

Gendergerelateerd geweld en intieme terreur
Vrouwen vormen de grootste groep slachtoffers van gendergerelateerd geweld. Daders die hun (ex-)partner mishandelen of doden zijn voornamelijk mannen en slachtoffers voornamelijk vrouwen. In Nederland wordt er elke acht dagen een vrouw vermoord, vrijwel altijd door een man en meestal door haar eigen (ex-)man of (ex-)partner. Gendergerelateerd geweld is volgens onderzoek niet alleen gestoeld op (maatschappelijke) ongelijkheid, macht en controle, maar ook op maatschappelijke opvattingen die er zijn over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Tot het mannelijke domein worden onder andere macht, dominantie en status gerekend en tot het vrouwelijke domein aspecten zoals (liefdevolle) aandacht en toewijding, het seksueel beschikbaar zijn en het fysiek en emotioneel verzorgen van de partner en kinderen. Deze maatschappelijke opvattingen zijn volgens filosoof Kate Manne gestoeld op patriarchale uitgangspunten, misogynie en seksisme,  met een man-vrouwverhouding die transactioneel te noemen is: een vrouw is verplicht iets te geven aan een man die daar recht op heeft. Wanneer zulke genderbevestigende opvattingen of codes niet nageleefd of ontwricht worden, kan dit partnergeweld of femicide als gevolg hebben.

Een slachtoffer wordt in lijn met dit patriarchale denken vaak als eigendom beschouwd en middels intieme terreur, zoals dwangcontrole, (seksueel) geweld, psychologische en emotionele manipulatie (gaslighting), bedreigingen en stalking, mishandeld en afhankelijk van de partner gemaakt. Wanneer het slachtoffer grenzen gaat stellen, of de relatie wil beëindigen, en de dader de controle over het slachtoffer dreigt te verliezen, gaat de dader in sommige gevallen over tot moord.

De angst om door de partner verlaten te worden is het voornaamste motief voor femicide. Als mannen het gevoel hebben dat ze niets meer te verliezen hebben, zullen ze volgens Renee Römkens, emeritus hoogleraar gendergerelateerd geweld aan de Universiteit van Amsterdam, minder geremd zijn in hun geweld. Deze mannen hebben vaak een bovengemiddeld narcistische inslag: het leven moet om hen draaien. Op het moment dat hun partner zegt: ‘Ik ga bij je weg’, draait het niet meer om hen en wordt hun eergevoel en mannelijkheid gekrenkt. Deze mannen, die een dominante positie opeisen tegenover hun partner of ex en haar vermoorden als zij een grens stelt, vind je in alle klassen en culturen.

Femicide is de voorspelbaarste vorm van moord en heeft net als partnergeweld een vast patroon - tenzij er sprake is van iets uitzonderlijks, zoals een psychose. Jane Monckton Smith, hoogleraar criminologie en internationaal expert op het gebied van huiselijk geweld, stalking en partnermoord, heeft dit patroon vastgelegd in een tijdlijn met acht fases (van de eerste ontmoeting tot de moord).

De aanpak van partnergeweld en femicide zou daarom gendersensitief* moeten zijn in de zin dat er rekening gehouden wordt met de verschillen in macht, gelijkheid, afhankelijkheid en verwachtingen ten aanzien van gedrag die uit deze rollen voortvloeien. Het integreren van een succesvolle gendersensitieve aanpak vraagt in de eerste plaats om een maatschappelijk erkennen van hardnekkige patriarchale, misogyne en seksistische aspecten of uitgangspunten, ook in samenlevingen die zichzelf als geëmancipeerd en progressief zien en presenteren. Met het ontbreken van wet- en regelgeving op het gebied van seksueel geweld, partnergeweld, stalking en femicide, in combinatie met maatschappelijk fenomenen als victim blaming en ‘himpathy’(waarover hieronder meer), worden geïnternaliseerde gevoelens van misogynie en seksisme niet alleen genormaliseerd en daarmee in stand gehouden, maar zorgt dit er ook voor dat het slachtofferschap van vrouwen van secundair belang blijft ten opzichte van de rechten en privileges van mannelijke daders.

‘Himpathy’
“Als jullie denken dat ik een noodknop nodig heb, waarom laten jullie hem dan vrij?”, is de vraag die Zoe Dronfield stelde toen agenten haar kwamen waarschuwen dat haar ex-partner, die haar bijna vermoord had, na het uitzitten van een derde van zijn straf weer vrijgelaten zou worden. Het feit dat hij zich voor een groot deel van zijn leven schuldig gemaakt had aan partnergeweld, bood onvoldoende basis om hem langer vast te houden. Hoewel haar ex-partner nog steeds geen schuld had bekend, of zelfs berouw had getoond, werd er gehandeld vanuit het adagium dat mensen nu eenmaal niet voor altijd in de gevangenis gehouden kunnen worden. Er zou volgens de agenten een nieuw slachtoffer ‘nodig’ zijn om hem ‘voorgoed’ vast te kunnen zetten.

Volgens criminoloog en psycholoog Laura Richards, die Zoe al jaren bijstaat, laat dit zien dat er bij de analyse en veroordeling van partnergeweld vaak sprake is van een falende risicoanalyse, ook omdat er geen experts van huiselijk geweld bij betrokken worden. Richards concludeert op basis van haar werkervaring en criminologisch onderzoek dat er bij het vaststellen van eventuele strafvermindering of vervroegde vrijlating te weinig gekeken wordt naar een eventueel patroon van (intiem) geweld. Het recht van de dader op vrijheid wordt daarmee centraal gesteld en niet de veiligheid van het slachtoffer en haar kinderen, of het beschermen van toekomstige slachtoffers.

Het verhaal van Zoe laat ook de verstrekkende gevolgen en gevaren van het fenomeen ‘himpathy’ zien, waarbij er volgens Manne veel consideratie is voor mannelijke daders en hun ‘gouden toekomst’ wanneer ze beschuldigd worden van (seksueel) geweld. Het ondergeschikt maken van het slachtofferschap van vrouwen en het tot op zekere hoogte in bescherming blijven nemen van de positie van de mannelijke dader, is onderdeel van systemisch geweld tegen vrouwen dat eveneens terug te voeren is op patriarchale en misogyne principes en uitgangspunten. Ook generieke beeldvorming speelt een grote rol bij het wel of niet maatschappelijk veroordelen van mannelijke daders. Gewelddadige mannen die vrouwen mishandelen en/of verkrachten, worden geassocieerd met monsters en niet met mannen die ook charmant en sociaal zijn, of succesvol meedraaien in de maatschappij. Het wordt volgens Manne tijd dat we het beestje bij de naam noemen: een man die een vrouw slaat is óók gewelddadig, een man die een vrouw verkracht, is óók een verkrachter en ze kunnen daarom misdadigers genoemd worden, hoe succesvol of innemend ze ook zijn.

Gendersensitieve aanpak
Ook bij de aanpak van partnergeweld en femicide wordt nog te vaak uitgegaan van de positie en rechten van de dader. Tijdens het rondetafelgesprek over femicide in de Tweede Kamer werd de huidige aanpak door nabestaanden en deskundigen terecht bekritiseerd en werden er veel voorstellen voor verbetering aangedragen. Naast het zorgen voor meer bewustwording via expertisecentra en lesmateriaal voor scholen, en betere training voor politie en andere hulporganisaties, werd er gepleit voor een integrale aanpak: een samenwerking tussen politie en andere hulporganisaties, ook bij het maken van een risicoanalyse. Vooralsnog is de aanpak versnipperd en handelt elke instantie afzonderlijk op meldingen, waardoor – ook door de privacywetgeving – signalen niet bij elkaar komen en informatie niet gedeeld wordt.

Er werd daarom op het belang van de versoepeling van de privacywetgeving gewezen om zo nieuwe slachtoffers te voorkomen. Zo wordt in Spanje nagedacht over het waarschuwen van mishandelde vrouwen als hun partner eerder is veroordeeld voor partnergeweld, en kunnen vrouwen in Engeland bij de politie informeren of hun nieuwe partner een strafblad heeft met betrekking tot partnergeweld. Dit vraagt om een partiële verschuiving van de rechten van de dader naar die van een (latent) slachtoffer.

De rechten van de dader kunnen op meer punten bijgesteld worden, want waarom heeft een dader het recht om na meerdere aangiftes of korte celstraf vrij rond te blijven lopen, zonder enkelband, of zelfs terug te keren naar het gezinshuis, met als gevolg dat vrouwen moeten onderduiken? 

Omdat femicide als misdrijf niet voorkomt in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, maar onder de artikelen 287-289 (4): doodslag, gekwalificeerde doodslag en moord, kan vallen, kunnen daders zich beroepen op de uitsluitingsgrond ontoerekeningsvatbaarheid en daarom strafvermindering of zelfs helemaal geen celstraf opgelegd krijgen, ongeacht of er sprake is van een patroon van intiem partnergeweld of andere vormen van (seksueel) geweld. Daders komen volgens Monckton Smith dan ook geregeld weg met de moord op hun partner, ook omdat gesuggereerd wordt dat een partner door zelfdoding om het leven gekomen is, of als vermist wordt opgegeven.

Omdat er bij partnergeweld of femicide vaak sprake is van een civiel component (bijvoorbeeld vanwege een omgangsregeling met betrekking tot de kinderen), komt het volgens advocaat Nelleke Stolk vaak voor dat er aparte rechtszaken plaatsvinden, een civiele zaak en strafzaak, deels ten behoeve van de rechten van de dader. Stolk pleit daarom voor een gecombineerde strafzaak, om nieuwe slachtoffers te voorkomen, maar ook om meer ruimte te geven aan de rechten van slachtoffers en de totale situatie van hun slachtofferschap. Een gecombineerde strafzaak kan vrouwen ook beschermen tegen regelingen die een civiele rechter kan opleggen, zoals het verplicht contact moeten onderhouden met de ex-partner omwille van de kinderen. Daarnaast zou ook gekeken kunnen worden naar een bijstelling van wet- en regelgeving met betrekking tot het recht van de dader om na de moord het verzekeringsgeld van het slachtoffer op te eisen.

Het ontbreken van een gendersensitieve aanpak van partnergeweld en femicide op het gebied van hulpverlening en strafrecht, mede veroorzaakt door een overheid die zich hier niet actief over buigt, lijkt de uitspraak van Richards te bevestigen: een vrouwenleven wordt nog steeds als minderwaardig gezien en daar wordt als zodanig naar gehandeld.

*Onder gender wordt door Regioplan verstaan: de sociaal-culturele rollen die aan de twee (dominante) seksen (M/V) gekoppeld zijn. Gender is dus iets anders dan sekse, dat duidt op het biologisch onderscheid tussen mannen en vrouwen.

 

Dit artikel is een vervolg op Femicide: verhulde vrouwenmoord dat eerder verscheen van deze auteur.

Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.
Meer LOVER? Volg ons op TwitterInstagramLinkedIn en Facebook.