Gelijk speelveld? Niet zolang trans vrouwen buiten spel worden gezet

Recent kondigde het Nederlands Olympisch Comité (NOC*NSF) aan een richtlijn op te gaan stellen voor de participatie van trans vrouwen in Nederlandse topsport. Het NOC*NSF is de zoveelste organisatie die ongefundeerd, transmisogynistisch beleid invoert in naam van het beschermen van cis vrouwen tegen zogenaamde prestatievoordelen van trans vrouwen. In deze column leg ik uit dat wetenschappelijk onderzoek deze maatregelen echter niet ondersteunt, en genetische voorsprong in sport alleen bij trans vrouwen bestraft wordt dankzij het onjuiste gebruik van binaire categorieën. Daarnaast geef ik aan dat het huidige bio-essentialistische debat voor alle vrouwen een bedreiging vormt.
De acties van het NOC*NSF passen in een bredere maatschappelijke tendens in Nederland. Trans mensen hebben al langere tijd te kampen met verhoogde transfobie op straat, in de media, en in de politiek. Zo steeg het aantal meldingen van discriminatie tegen trans personen in 2024 weer, is het aantal transfobe reacties op sociale media tussen 2020 en 2023 vertienvoudigd en werd het voorstel voor de Transgenderwet in juli zonder debat ingetrokken. Deze tendens is ook buiten Nederland zichtbaar: voor het eerst in de afgelopen 13 jaar zag Transgender Europe meer achteruitgang dan vooruitgang in de rechten van trans mensen in Europa en Centraal-Azië. Wie kijkt naar de recente uitspraak van het Hooggerechtshof van het Verenigd Koninkrijk dat trans vrouwen niet onder de categorie ‘vrouw’ vallen, of naar de Verenigde Staten van Donald Trump, ziet hoe snel mensenrechten van trans mensen kunnen worden ingeperkt.
Binnen deze tendens is de toegang van trans vrouwen tot sport een vast punt van debat geworden. Veel sportbonden hebben hun richtlijnen aangescherpt en staan de deelname van trans vrouwen in de vrouwencompetitie niet meer toe. Ook de nieuwe (eerste vrouwelijke) voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), Kirsty Coventry, is tegen de aanwezigheid van trans vrouwelijke atleten op de Olympische Spelen en richtte meteen een werkgroep op die hier beleid over zal ontwikkelen. Na deze ontwikkelingen kondigde het NOC*NSF recent aan bezig te zijn met een richtlijn voor de deelname van trans vrouwen aan sport. NOC*NSF zei op basis van een driejarig onderzoek te kunnen concluderen dat de gemiddelde trans vrouw wat betreft bepaalde activiteiten resterende prestatievoordelen heeft ten opzichte van de gemiddelde cis vrouw, en dat dit voor sportbonden een reden zou kunnen zijn om alle trans vrouwen in die activiteiten uit te sluiten.
Selectief winkelen in wetenschappelijk onderzoek
Sportbonden die trans vrouwen uitsluiten beweren dit op basis van wetenschappelijk onderzoek te doen - zo ook het NOC*NSF. Toch verantwoordt wetenschappelijk onderzoek het uitsluiten van trans vrouwen niet daadwerkelijk. Er is immers geen onderzoek dat definitief aantoont dat trans vrouwen prestatievoordelen hebben; de meeste studies over dit onderwerp concluderen dat er geen conclusies aan hun resultaten kunnen worden verbonden. Een door het NOC*NSF gefinancierd onderzoek uit 2023 geeft aan dat er een gering aantal studies over dit onderwerp is en dat de weinige bestaande onderzoeken concluderen dat er geen reden is om trans vrouwen uit te sluiten. Nieuw onderzoek uit 2024 toont zelfs aan dat trans vrouwen op sommige onderdelen een nadeel hebben ten opzichte van cis vrouwen.
Er is dus geen wetenschappelijke consensus dat trans vrouwen uitgesloten moeten worden van vrouwencompetities; deze conclusie verbinden de bonden zelf aan het bestaande onderzoek. Daarnaast lijken ze ook onderzoek te mijden dat deze conclusie tegenspreekt. Zo zijn auteurs van prominente recente studies die prestatievoordelen van trans vrouwen tegenspreken niet geselecteerd voor de werkgroep van het IOC die hierover beleid ontwikkelt.
Tenslotte maakte sportonderzoeker Eric van Breda in zijn reactie op het nieuws over de nieuwe richtlijn het bezwaar dat onderzoek naar trans vrouwen in topsport niet representatief genoeg is, en dat het daarom problematisch is om hier conclusies aan te verbinden. Volgens Van Breda zou een gedegen onderzoek naar dit onderwerp een grote groep trans vrouwen in de topsport moeten vergelijken met een groep cis vrouwen van dezelfde grootte in dezelfde categorie van sport. Dit onderzoek is echter niet mogelijk, omdat er simpelweg niet genoeg trans vrouwen in de topsport zijn.
Een oneerlijke focus op gender
Toch zetten sportbonden door met hun anti-trans beleid in naam van een gelijk speelveld. Maarten Moen van NOC*NSF claimt dat het uitsluiten van trans vrouwen nodig is om het speelveld van vrouwencompetities gelijk te houden. Naast het feit dat het niet duidelijk is dat trans vrouwen daadwerkelijk een voorsprong hebben, is deze argumentatie opvallend omdat er bij sport sprake is van allerlei genetische voordelen.
Een van de meest voor de hand liggende voorbeelden is dat van basketballers die op basis van hun lengte enorme voordelen genieten. Maar wetenschappers hebben ten minste twintig genetische componenten gevonden die verbonden zijn aan atletisch succes. Finse skiër Eero Mäntyranta had bijvoorbeeld een afwijking waardoor zijn bloed meer rode bloedcellen en zuurstof bevatte, en won zeven Olympische medailles. Bij dit soort genetische verschillen spreekt echter niemand over een oneerlijke voorsprong, of een ongelijk speelveld. Ook is er geen beleid dat mensen met dit soort genetische mutaties toegang tot de sport verbiedt.
Sportbonden zullen hierop ongetwijfeld het verschil opmerken dat sport nu eenmaal is opgedeeld op basis van gender - niet op basis van lengte of andere genetische componenten. Een indeling op basis van gender moet gender dan ook definiëren - iets dat bonden nu bijvoorbeeld doen op basis van testosteronniveaus. Maar ook dit is geen eerlijk of neutraal fenomeen. Cis vrouwen maken immers ook testosteron aan, en er bestaan ongetwijfeld verschillen in de testosteronwaardes van de verschillende cis vrouwen in vrouwencompetities. Deze verschillen worden echter niet gemeten of bestraft.
Daarnaast is er ook geen goede wetenschappelijke onderbouwing voor de definitie en vervolgens opdeling van gender of sekse in sport. Het eerder genoemde door het NOC*NSF gesponsorde onderzoek uit 2023 geeft aan dat de wetenschap zes geslachtsaanduidingen herkent, zoals chromosomen of hormonen. Omdat al deze geslachtsaanduidingen niet binair maar divers zijn en bovendien verschillen van persoon tot persoon, is er wetenschappelijk gezien geen goede manier om sekse te definiëren of af te kaderen. De auteurs raden sportbonden dan ook aan om de binaire genderverdeling van sport te heroverwegen. In plaats daarvan heeft het NOC*NSF besloten vast te houden aan de huidige gendercategorieën en sportbonden bovendien een vrijkaart te geven om trans vrouwen uit te sluiten. Op de vraag waar trans sporters dan naartoe moeten, gaf Maarten Moen van het NOC*NSF gaf aan dat trans vrouwen in sommige gevallen mee zullen moeten doen in mannencompetities, en in andere gevallen in de toekomst in een ‘open categorie’ mee zullen kunnen doen. In beide gevallen staat het NOC*NSF toe dat trans vrouwen geïsoleerd worden en gezien worden als ‘afwijkend van de norm’, in plaats van de binaire categorieën af te schaffen of te erkennen dat er altijd diversiteit binnen die categorieën zal bestaan omdat gender niet binair is.
Misbruik van feminisme
Tegenstanders van trans vrouwen in sport beroepen zich op zogenaamd feministische intenties. Zo beweerden zowel Maarten Moen als IOC-baas Coventry dat het weren van trans vrouwen een noodzakelijke stap is voor het beschermen van vrouwelijke atleten. Naast het feit dat dit een enorm staaltje symboolpolitiek is - bij de Olympische Spelen is slechts één trans vrouwelijke atleet geweest en ook voor het NOC*NSF gaat het om maar een handvol vrouwen - is de toon van het debat juist een grote dreiging voor feministen. De retoriek van sportbonden heeft een conversatieve bio-essentialistische toon die constant nadruk legt op binaire categorieën en mannen en vrouwen reduceert tot geslachtsaanduidingen, hoe weinig wetenschappelijk dit beeld ook is. Zo sprak Maarten Moen van het NOC*NSF over prestatiewaarden die hetzelfde blijven “nadat een man in transitie is gegaan”. Ook sprak hij over “vrouwelijke waarden” toen hij de gemiddelde prestatiewaarden van cis vrouwen vergeleek met die van trans vrouwen. Zo wordt gender gereduceerd tot testosteronwaarden. Niet alleen is dit voor trans vrouwen schadelijk, omdat zij altijd als ‘eigenlijk-een-man’ worden gezien, maar ook cis vrouwen zullen op deze manier constant onder de loep worden genomen. Hun geslachtsaanduidingen mogen immers niet afwijken van die van de gemiddelde cis vrouw; dan worden ook zij verdacht. Dit was al zichtbaar bij de discussies over cis vrouwelijke bokser Imane Khelif.
Voor feministen is het weren van trans vrouwen uit sport dus zeker geen overwinning, en liggen er vooral kansen in het afschaffen van binaire gendercategorieën binnen sport. Ook nodig ik, als feminist, de sportbonden die zich blijkbaar drukmaken om ongelijkheid in vrouwencompetities uit iets te doen aan de factoren die daadwerkelijk ongelijke prestaties in stand houden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat het merendeel van de vrouwelijke profvoetballers in Nederland slechts een onkostenvergoeding krijgt voor hun werk, waardoor zij een tweede baan moeten nemen en voetbal geen prioriteit kunnen geven. Het gemiddelde maandsalaris bij de mannen lag in 2023 op €24.250: meer dan 41 keer zo hoog voor grofweg hetzelfde werk. Klinkt dat als een gelijk speelveld?
Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.