Nairobi. 1996. Hij hangt ondanks de vele verhuizingen, steeds weer aan mijn uitpuilende koelkast. Zodat ik hem niet vergeet, wanneer ik mopperend mijn overvolle vuilniszakken drie trappen afsjouw.
Het begon zo: Het zou om 17.00 uur beginnen. Wij waren er al om 16.15 uur. Er stond een handjevol mensen, verspreid over de Dam. Plaats genoeg. Om 16.45 uur gingen we een beetje meer in het midden staan. Netjes op de speciaal geplaatste kruisen. Er was nog steeds plaats genoeg. Ik was zelfs een beetje
Wie het kreeg, werd gebrandmerkt en voortaan gemeden als de pest. Eerst leek het gevaar vooral te gelden voor een zekere groep. Een groep waarmee men wereldwijd niet veel ophad. Soms stiekem, maar ook steeds vaker openlijk, werd er gezegd: "Opgeruimd staat netjes." Alras doken hardnekkige complottheorieën
Door veel te vragen onderweg proberen we de straat te vinden waar mijn oma woont. Isadora Madretsma. Voor het eerst bevind ik mij buiten Europa. Dit is zo nieuw voor me dat de spanning om voor het eerst mijn Surinaamse familie, onaangekondigd zelfs, te gaan ontmoeten een beetje wegzwemt in het avontuurlijke
Mijn bankstel zou aan gort gesprongen worden, een lawine aan puberale hormonen zou over mij heen rollen, de katten zouden van slag zijn, de melk zuur en de ramen uit hun sponningen.
Het zal rond de feestdagen geweest zijn, want ik had een schattig kerstboompje in de vensterbank staan. Al vond ik mezelf heel wat, eigenlijk was ik nog maar een kind. Zeventien jaar oud en net op kamers.Een vriendin belde: Zeg, heb jij plek voor een jochie? Het is maar voor een nacht.
Me alvast verkneukelend op de leuke reacties die ik zou krijgen, na het plaatsen van de komische prent, klikte ik op ‘ plaatsen’. Had ik me toch maar mooi een humoristische tekening over kleurverschil gevonden. Er kwamen reacties
Het zou mooi zijn: Je fietst door de bosjes, er plopt een hitsige meneer tevoorschijn die vriendelijk vraagt: Goedenavond jongedame, mag ik je bespringen?
Voor geen goud ga ik midden op straat hurkend een plas doen. Ik zie mezelf al zitten, met mijn volle billen op de stoep bij de Hema, voor de etalage van de Bijenkorf of ergens naast een boom in een plantsoen.
We zitten samen over zijn huiswerk gebogen. Het gaat over de tweede wereldoorlog. Ik kan het niet laten en vraag zo terloops mogelijk of ze het op school ook weleens over de slavernij hebben gehad.
Bij de jongere generatie is zij al vergeten, maar zeker vrouwen van mijn leeftijd kunnen zich nog wel de trieste zaak herinneren van de Duitse restauranthoudster Marianne Bachmeier. Haar zevenjarige dochtertje Anna werd verkracht en daarna gewurgd. Marianne besloot het heft in eigen hand te nemen, schafte een pistool aan en schoot op 6 maart 1981 de moordenaar van haar kind dood. Midden in de rechtszaal.